peter malisse (mus., class.)
De auteur (Roeselare, °1960) van deze blog is musicus (piano, orgel, koor), musicoloog (KULeuven, PhD 2014) en classicus (KULeuven, MA 1983, spec. Grieks, kandidaat PhD 2016 - ).
Beroepshalve geeft hij les (Latijn, Grieks, esthetica) aan het Klein Seminarie te Roeselare.
Naast freelancer als klavierbegeleider en muziekwetenschapper is hij lid van de Adriaen Willaert Stichting / Foundation (Roeselare) en van de Guido Gezellekring.
Op deze blog verken ik bij voorkeur domeinen van 'het onbesliste', i.h.b. deze waar ethiek & esthetiek, verhaal & wetenschap,
retoriek & filosofie elkaar kruisen.
Meer duiding hierover vindt de lezer op de introductiepagina van elk label.
wetenschappelijke bijdragen:
academia.edu
Beroepshalve geeft hij les (Latijn, Grieks, esthetica) aan het Klein Seminarie te Roeselare.
Naast freelancer als klavierbegeleider en muziekwetenschapper is hij lid van de Adriaen Willaert Stichting / Foundation (Roeselare) en van de Guido Gezellekring.
Op deze blog verken ik bij voorkeur domeinen van 'het onbesliste', i.h.b. deze waar ethiek & esthetiek, verhaal & wetenschap,
retoriek & filosofie elkaar kruisen.
Meer duiding hierover vindt de lezer op de introductiepagina van elk label.
wetenschappelijke bijdragen:
academia.edu
zondag 12 juli 2020
Een 'English Musical Renaissance' in een 'Land vond Musik. Een (auto)histori(ografi)sche ring van Möbius
In the last quarter of the 19th century, the London music establishment made frantic attempts to put British music back on the world map. However, this project, which coined itself 'English Musical Renaissance' (EMR), did not sufficiently succeed in freeing Britain from its self-image of being a 'nation without music'. Things took a turn for the worse when this self-criticism found an echo in a German socio-cultural travelogue. Consequently, to this day, Britain still has to deal with the sobriquet 'Land ohne Musik'. Historiography of British music in general and of the EMR in particular is what one might call 'autohistoriographical' in nature: exclusively British matters are described by British (music) historians for a distinctly British readership. Its historical objectivity is therefore problematically thwarted by the subjectivity of self-designation. Hence the motto I borrowed from Allan Megill: "when identity is problematized, memory is valorized". On academia.edu I state my study on this issue, primarily conceived for the non-British, Dutch-speaking reader, provides a commented overview of most of these sources and a critical review of the five major EMR-narratives. It ends with a caveat onthe most recent one, which. It is just about the only one consulted on the continent, while it is controversial and provocative to the extent that it cannot be fully understood and appreciated without a sufficient knowledge of the underlying facts and the other historical works on the subject.
maandag 30 maart 2020
Shakespeare, Pyramus & Thisbe - declamatorische vertaling
William Shakespeare, A Midsummer Night’s Dream, Act 5, Scene
1
‘a very tragical mirth’: Pyramus & Thisbe
Pyramus, Thisbe, Muur,
Maanlicht, Leeuw en Proloog komen op als in een mimespel.
PROLOOG
Edelen, wellicht heb je vragen rond dit spel.
Doe gerust, tot 't spel het zelf ál duid’lijk stelt.
Deze man is Pyrámus… je kent hem
misschien,
En dit Trouwe Thisby… een schoonheid ongezien!
Deze kerel, vol mortel en leem, is Muur, een…
Wréde muur: hij scheidde twee verliefde buren.
Slechts door een spleet, och arme, konden zij beiden
Wederzijds fluisterend hun liefde belijden.
Dit heerschap, met lantaren, takkenbos en
hond,
Is de Maneschijn, waaronder ’t drama plaatsvond.
Bij zijn licht wouden de minnaars spelemeien
Bij Ninus’ graf en samen, samen… vrijen.
Maar, dit akelige onding – ‘Leeuw’ heet het
beest –
Joeg Trouwe Thisby weg, toen zij als allereerst’
Om middernacht er aankwam, of nee: schrikte
z’af.
Weg vluchtend verloor zij haar mantel in haar draf,
en de leeuw veegd’ er zijn bebloede bakkes aan.
Aldra komt Pyramus, jong, rank, mooi aangedaan
En ziet Trouwe Thisby’s mantel verfrommeld
Waarop hij zijn dood-ziek ziedend hart
vol kommer
dapper doorboort met zijn zwaard, ‘t
dood-zondige zwaard.
En Thisby, toevend in de moerbezielommer,
Zijgt neder op het zwaard en sterft. Tot hier
mijn part.
Leeuw, Maan, Muur en Minnaars, ’t zal u allen
lonen
hier te blijven om het uitgebreid te tonen.
(Exeunt Proloog, Thisbe,
Muur en Leeuw)
THESEUS
Zeg nu niet dat ook die leeuw kan spreken.
DEMETRIUS
Ik zeg je, heer: als zovele ezels ‘t kunnen, dan zeker één enkele leeuw.
MUUR
Het is mij een waar genoegen mee te delen
Dat ik – Snuit…, aangenaam! – voor u de Muur
mag spelen
Het soort van muur dat – ’t is maar dat je ’t
niet vergeet –
Voorzien was van een gapend gat, of noem het ‘spleet’,
Waardoor Pyramus en Thisbe, onze minnaars,
Meer dan dikwijls heimelijk smoesden met
elkaar
Dat ik die Muur ben, is trouwens geen bedrog
Want dat bewijzen steen en leem en pleister
toch?
En ziehier: dit is de spleet, van links… en
van rechts,
Waardoor de bange liefjes konden… fluist’ren
slechts.
THESEUS
Ken je kalk en haar die welbespraakter zijn?
DEMETRIUS
Nog nooit een scheidingsmuur zo pittig horen parlevinken,
heer!
THESEUS
Stilte! Pyramus duikt op bij de muur.
(Pyramus komt op.)
PYRAMUS
O
kwaad-ogende Nacht, o donk’re duisternis!
O Nacht die
immer komt als Dag de deur uit is!
Ik vrees dat
Thipsy haar afspraak vergat en jij,
En jij, o
Muur, o allerliefste Muurtje fijn,
Die staat
tussen haar vaders erf en die van mij,
Ja jij, o Muur,
o zoet’ en allerliefste Muur,
Toon mij je
gat, opdat ik er heel even door-gluur.
(Muur houdt de vingers in de
lucht.)
PYRAMUS
Dank, hof’lijke Muur, nu sta j’ in Jupijns
gunst
Maar ik zie dat geen Thisby te zien is. Jij
kluns
Van een muur, waardoor ik geen glimp geluk
aanschouw!
Een vloek kom’ over je stenen om jouw ontrouw.
THESEUS
Een muur met ellebogen moet nu terugvloeken,
medunkt.
PYRAMUS
Neen, voorwaar, mijn heer, hij mag niet. ‘Ontrouw’
is Thisby’s signaalwoord. Zij komt zo op, en ik moet haar afspieden dóór de muur.
Je zal het zien, geen seconde te laat.
Daar, van verre, komt zij aan.
(Thisbe komt op.)
THISBE
O Muur, zo vaak al aanhoorde je mijn wenen
Daar je Pyramus-mijn en mij uiteen drijft;
Dikwijls kusten mijn kersenlippen je stenen,
De stenen van je harig’ en lemige lijf.
PYRAMUS
Ik zie een stem! Ik ga gaan spieden bij de
spleet
Om haar gezicht te kunnen horen. Thisbeetj’?
THISBE
O m’n lief! Bent jij het? Of ben ik bedrogen?
PYRAMUS
Bedrogen? Ben jij dan ooit door mij belogen?
Trouw als Limander zo lig ik aan uw voeten.
THISBE
En ik als Helena tot ’t Lot me doet boeten.
PYRAMUS
Nimmer smachtte Schafalus zozeer naar Procrus!
THISBE
En ik lust naar jou lijk Procus naar Schafalus!
PYRAMUS
Kus mij door dit vermaledijde gat, terstond!
THISBE
Maar, dan kus ik ’t gat van de muur en niet je
mond!
PYRAMUS
Op naar Ninus’ graf! Waarom nog hier gebleven!
THISBE
Voorwaar, ik haast me dood, als liep ik voor
mijn leven!
MUUR
Zo, het zit erop; mijn rol is afgelopen.
Gedaan met de muur, ’t Is tijd om hem te
slopen.
(Exeunt Muur, Pyramus en
Thisbe.)
THESEUS
Die muur tussen de buren: wat een afgang!
DEMETRIUS
Niets aan te doen, heer, als muren zomaar
gretig staan te luistervinken.
HIPPOLYTA
Dit is het aller-idiootste dat ik ooit mocht
aanhoren.
THESEUS
De besten in dit genre zijn slechts schimmen
en de slechtsten, mits meer fantasie, niet schimmiger.
HIPPOLYTA
Mits jouw fantasie dan, niet de hunne.
THESEUS
Zo onze fantasie hen niet slechter beoordeelt
als zij zichzelf, dan mogen zij doorgaan voor uitstekende lui. Kijk, daar komen
twee nobele dieren op: een maan en een leeuw.
LEEUW
Gij, dames, gij, van wie het edel hart ’t
begeeft
Bij ’t zien van ’t minuscuulste monstermuisje,
beef,
Nu deze leeuw je wild, woest en woedend toebrult!
Al ben ik Schaaf, de timmerman – schrik je geen bult –
Geen felle leeuw, geen wijfje zelfs, want zo
ik even
Écht in ‘t strijdperk trad, ik zou ’t niet
overleven!
THESEUS
Wat een zachtaardig beest! En zo gewetensvol!
DEMETRIUS
Hij haalt naar mijn ervaring, heer, het beste
in een beest naar boven.
LYSANDER
Qua stamina is deze leeuw een echte vos!
THESEUS
Klopt, en qua gezond verstand een kieken.
DEMETRIUS
Kan niet, heer, gezond verstand wordt niet
gevoed door stamina.
En het kieken voedt de vos.
THESEUS
En ik ga
ervan uit dat gezond verstand zijn stamina niet voeden kan, daar het niet de
vos is die het kieken voedt. Maar goed… laten we zijn gezond verstand maar
oordelen, en nu ons gewillige oor lenen aan de maan.
MAAN
Deze lantaren stelt voor: de gehoornde maan.
DEMETRIUS
Hij had de horens op z’n kop moeten zetten.
THESEUS
Hij is een volle maan; zijn hoorns zijn
opgegaan in ’t algehele halo.
MAAN
Deze lantaren stelt voor: de gehoornde Maan.
Ikzelf beeld uit: het Mannetj’ in de Maan.
THESEUS
Da’s nog de grootste flater van al! Die kerel hoort
in die lantaren.
Hij is toch ’t Mannetje in de Maan?
DEMETRIUS
Hij durft niet; de kaars heeft het niet op hem begrepen. Kijk:
zij druipt al af.
HIPPOLYTA
Die maan werkt op mijn heupen; ik wou dat ie
verduisterde!
THESEUS
Zo te zien is hij geen groot licht en nu al
aan het tanen.
Maar laten we in alle rede en respect de tijd
uitzitten.
LYSANDER
Vooruit, Maan, ga verder!
MAAN
Al wat ik te zeggen heb, is dit: deze lantaren
is de maan; ik het Mannetj’ in de Maan;
deze takkenbos mijn takkenbos en deze hond
mijn hond.
DEMETRIUS
Komaan! Dat hoort toch allemaal in die lantaren; dat alles zit toch in de Maan?
Afijn, daar komt Thisbe.
(Thisbe komt op.)
THISBE
Hier is Ouwe Ninus’ graf. Maar wáár is mijn
lief?
(De
leeuw brult. Thisbe rent van scene)
LEEUW
Ooh!
DEMETRIUS
Prachtig gebruld, Leeuw.
THESEUS
Prachtig gevlucht, Thisbe.
HIPPOLYTA
Prachtig geschenen, Maan. – Echt, zoals de
maan nu schijnt: pure klasse.
THESEUS
Prachtig gemuisd, Leeuw!
(De verscheurt de mantel en
gaat af.)
DEMETRIUS
En zo komt Pyramus…
LYSIAS
En gaat de leeuw.
(Pyramus komt op.)
PYRAMUS
Lieflijke Maan, ik dank u voor uw zonnig licht,
Voor uw glinst’rend, gouden en gracieus
gezicht;
Dank je, Maan, dat ik, onder uw stralen toevend
Allertrouwste Thisbe’s aangezicht mag proeven.
Maar
wacht, – o, sidder!
Maar
wat; – arme ridder
Wat een trieste treurnis, zie…
Mijn
ogen, o wee, kijk
Dit
kent geen verg’lijk
Potvoldrop, o potverdrie
Je
mantel zo zoet
Bezoedeld
met bloed!
Krijs, o Furiën, in koor
Kom,
o Noodlot, gauw
Kaard,
spin, weef en houw
Terstond mijn levensdraad door!
THESEUS
Die hartstocht!
De dood van een dierbare brengt een mens ei zo
na uit zijn humeur.
HIPPOLYTA
De drommel hale me; ‘k heb meelij met hem!
PYRAMUS
O Natuur, heeft jou ooit iemand om een leeuw
gevraagd?
Zo’n gore leeuw is ’t immers die mijn minnares
verkrachtte:
Zij is, nee nee, zij wás mijn allerliefste
maagd;
Zij, die leefd’ en liefhad; zij die lustig
lachte!
Kom,
mijn tranen, vloei;
Kom,
mijn zwaard, verschroei
Van pijn Pyramus’ borst
Links,
waar het herte huppelt
Mijn
bloed, zie hoe het druppelt
Dra
ben ik mors-, mors-, mors-, mors-
Dood,
dra is ’t gedaan
Dra
ga ik eraan
En
vindt mijn ziel nu soelaas;
Stem,
doof uw licht,
Maan,
zwijg, verzwicht:
De
teerling is geworpen, mijn laatste… helaas.
(Pyramus sterft. Maan gaat
af.)
DEMETRIUS
Wat wierp ie? Een één toch, één-zaam als ’t ie
achterbleef?
LYSANDER
Minder dan een één, man, want zijn spel is
uit.
THESEUS
Tja, hoge ogen gooid’ ie niet. Maar,
misschien, als een dokter hem oplapt…
HIPPOLYTA
Hé, waarom is Maanlicht er vandoor?
Thisbe moet nog op om haar vrijer te vinden.
LYSANDER
Zij vindt hem wel bij ’t licht van de sterren.
– Daar komt ze.
Haar klaagzang is ’t slot van de klucht.
HIPPOLYTA
Hopelijk maakt ze ’t niet te lang. Voor zo’n
Pyramus zou ik het kort houden.
DEMETRIUS
Het kleinste detail kan de balans doen
overslaan.
Wie is de beste: Thisbe of Pyramus?
LYSANDER
Zij zat hem allang te bespieden met die zwoele
blik van haar…
DEMETRIUS
… en lamenteert, videlicet:
THISBE
In
dromenland, mijn lief?
Of
dood, mijn hartendief?
O Pyramus, sta op, sta recht!
Spreek,
spreek of zijt ge stom
’t
is net alsof een tomb’
Op jouw ogen is gelegd.
Die
brauwen lelieblank;
Die
dottergele wang,
En dan die ogen groen als prei,
Die
kersenrode neus:
Alles
weg! Hoe onheus!
Minnevrienden, treurt met mij!
Wilt
nu, Schikgodinnen,
Ook
met mij beginnen;
Doopt uw handen, wit als sneeuw,
Doop
ze in het bloed, daar
Gij
met de botte schaar
Zijn zijden draad doorsneed.
Zwijg
nu, mijn tong, geen woord,
Hoogedel
zwaard, doorboor
Mij met scherpe kling de schoot;
Mijn
vrienden, ’t is gebeurd!
Adieu,
adieu en treurt,
Treurt nu ook om Thisbe’s dood!
THESEUS
Leeuw en Maneschijn blijven over om de doden
te begraven.
DEMETRIUS
Klopt! En ook de Muur.
SPOEL
Nee, hoor. Ik verzeker je: de muur die hun
vaders scheidde, is met de grond gelijk gemaakt.
Willen jullie een
epiloog zien, of liever luisteren naar een Bergamasque,
gedanst door twee van onze spelers?
THESEUS
Ik smeek je: geen
epiloog.
Want jullie stuk behoeft
geen verantwoording.
Verantwoord je
nooit, want als alle acteurs dood zijn, hoeft niemand zich nog te verdedigen.
Waarlijk, als degene die dit schreef Pyramus had gespeeld en zich opgehangen aan
Thisbe’s kousenband, dan was dit een prima tragedie geworden.
En, bij nader
toezien, is het dat ook, dankzij het opmerkelijke spel.
Maar goed, schrap
de epiloog en laat maar komen, die Bergamasque.
FINIS
Abonneren op:
Posts (Atom)