Een
musicologische oefening
1. Een kalligrafische partituur
2. Het vergeten verleden: de cultus van het
Allerheiligste Hart
3. Nagalm van de Groote Oorlog
4. Volckaert, de Man van ‘Noodkreet’
5.
Een AVV/VVK-moment(um)
6. Zegen het Land, o Heer
7. Pleidooi voor mentaliteitsgeschiedenis
Enkele jaren geleden werd mij in een oude-boekenhandel
een partituur aangeboden. Er zou naar verluidt toch geen koper voor gevonden
worden. Door de onberispelijke kalligrafie was zij te bijzonder om weg te
gooien, maar een lied met de titel ‘Belgie’s
Noodkreet tot het H. Hart’, welke muziekgek vindt dat vandaag nog een
vondst? En toch, aan dit lied van Alf. Volckaert
op een gedicht van Jef Crick (gedateerd '7-VII-1916'), is ook inhoudelijk iets bijzonders. Bij nader toezien en
vooral beluisteren doet het refrein zelfs een dilettant de wenkbrauwen
fronsen. Tijd voor een bescheiden musicologische vingeroefening. Willen we immers
het vak niet verleren… Ik grijp terug naar (en overtreed met graagte) de
methodologische vraag waarmee menige musicoloog sedert Theodor Adorno en, na hem,
Carl Dahlhaus zijn/haar studieobject afbakent: wat leert ons de
muzikale stand van zaken over de historische stand van zaken? Een vraag die ik
net zo graag omkeer. Ziehier mijn plan: na een materiële en formele beschrijving
worden tekst en muziek onder de loep genomen in het licht van de titel. Om redenen die
op het einde van mijn exposé duidelijk worden, stel ik de identificatie en
profilering van de makers zo lang mogelijk uit. In dit geval tot de onze bevindingen
vragen om een contextualisering van de feiten. Dit alles moet leiden tot een
verklaring voor de musico-poëtische anomalie waarvan het refrein ogenschijnlijk
getuigt. Gaandeweg waag ik me tevens aan een hypothese inzake het quasi
professionele schoonschrift dat dit al bij al bescheiden muziekwerkje te beurt
gevallen is.