Nederlandse vertaling
1 - August Bank Holiday
Volgens de wet van 1871 kenden Engeland, Wales en Noord-Ierland in die tijd (1946) slechts vier officiƫle
vakantiedagen, ‘Bank Holidays’ (dagen
waarop de Nationale Bank gesloten is): Tweede Paasdag (Easter Monday), Tweede Pinksterdag (Whit Monday), de eerste maandag van augustus (August Bank Holiday) en Tweede Kerstdag (Boxing
Day / St. Stephen’s Day). Voor de hedendaagse lezer, die meerdaagse
strandvakanties gewoon is, moet de beperktheid van deze enkele vakantiedag onderstreept
worden m.b.t. de intensiteit van Thomas’ herbeleving en de literaire opbouw van
zijn herinnering.
Een sociale geschiedenis van de
Engelse (strand)vakantie is hier niet aan de orde. Toch even opmerken dat deze
tot diep in de 19de eeuw een privilegie van de upper classes was. De specificiteit van bepaalde beroepen bracht
wel veel vrije tijd mee, maar om die in een langdurige vakantie te kunnen
verzilveren, was geld nodig. Daartoe werden gaandeweg spaarclubs en andere
oplossingen gevonden. In de jaren '20 was het in ieder geval nog helemaal niet
zo, dat een gemiddeld gezin van het verlof kon genieten zoals dat vandaag het
geval is. Massatoerisme beperkte zich tot de weekends en de bank holidays.
Meer info: J.A.R. Pimlott, An Englishman’s Holiday: A Social History (1947).
10 - Corporation Property
Hoewel heel wat vakantiegangers beslist hun eigen zwemspullen meebrachten, was de aanschaf van een badpak voor die ene zomerse bank holiday voor velen een onnodige kost. Minder gegoede en/of kroostrijke gezinnen konden daarom zwemkledij huren, die dan ook gemerkt was en niet zelden buitenmaats en oudmodisch.
19 - Zweefmolen etc. / Chairoplane
10 - Corporation Property
Hoewel heel wat vakantiegangers beslist hun eigen zwemspullen meebrachten, was de aanschaf van een badpak voor die ene zomerse bank holiday voor velen een onnodige kost. Minder gegoede en/of kroostrijke gezinnen konden daarom zwemkledij huren, die dan ook gemerkt was en niet zelden buitenmaats en oudmodisch.
19 - Zweefmolen etc. / Chairoplane
1905 - 1926
20 - Ride’Em Cowboy
Ride 'Em Cowboy is de titel van een
komische western, een kassucces met het duo (Budd) Abbott en (Lou) Costello.
De film werd gereleased in 1942, slechts max. vier
jaar voor de creatie van Holiday Memory
dus. Niet alleen het feit dat deze Amerikaanse bioscoop-hit nog zo fris in het
geheugen lag, ook het raamverhaal van de filmplot geeft een meerwaarde aan
Thomas’ tafereeltje. De film volgt een scenarist van westerns die in een krant
bekent nog nooit in de Far West te zijn geweest. Hij wil iets doen aan de
imagoschade die hij daarmee opgelopen heeft en begeeft zich in de rodeowereld.
Daar krijgt hij met vallen en opstaan het echte cowboyleven onder de knie.
22 - Met schoudervulsels en messcherpe schoenpunten /
Padded shoulders and
shoes sharp as knives – (Oxford Bags)
In de jaren 1920 waren de schoentoppen niet uitgesproken scherp en,
integendeel, meer afgerond dan de schoenen van de decennia daarvoor. Maar,
geregeld kwamen de puntschoenen (razor-toe
shoe) terug opduiken. Laat Thomas’ verstaan dat de jeugdige kermisklanten
niet per se ‘mee’ waren met hun tijd? De schoudervullingen waren pas een
trend in de jaren 1930. Verderop heeft Thomas het nog over de wijdpijpige Oxford Bags, een mode standhield van ca. 1920 tot ca. 1950, dus tot de datum van Holiday
Memory. Niet irrelevant voor de (afwezigheid van) de eenheid van
tijd in Holiday Memory. Cf. infra: Oxford Bags. Foto's: cf. infra.
23 - Manna / Salty Hail
Dit is een eerste ‘crux’ in Thomas’ woordenspel. De letterlijke
betekenis van ‘salty hail’ (gezouten
hagel) kan probleemloos begrepen worden als een beeldspraak voor de
rondgestrooide pinda’s. Maar, al was het welluidende neologisme ‘zouthagel’ best
een optie geweest, de vergelijking spreekt nauwelijks tot de verbeelding.
Dat is wel het geval als het woordenspel ook een zinspeling zou inhouden, meer
bepaald naar ‘Salty Hail!’ als de
zeemansgroet, waarmee scheepslui een behouden vaart toegewenst werd. Het beeld
waarvoor wij opteerden is niet zo spitant, maar wou toch iets van die
quasi-spirituele dimensie te integreren.
25 - Stoomorgel / Steam-organ
25 - Stoomorgel / Steam-organ
Het stoomorgel was in de forties, wanneer Holiday Memory neergepend werd, op zijn retour. Het zou kunnen deel uitmaken van Thomas’ beeldvorming van een ‘oud en bijna vergeten’ Wales. Dat brengt de vertaler in de verleiding te opteren voor het meer vertrouwde en nog meer archaĆÆsch aandoende draaiorgel’. Hoewel beide in dezelfde periode (tweede helft van de 19de eeuw) bedacht zijn, zal het draaiorgel het stoomorgel immers overleven. De betere mechaniek en het boekensysteem ervan leverde immers een meer homogene en lijzige klank op. Het doorsnee stoomorgel klinkt luid, opdringeriger, onregelmatiger en in het slechtste geval ook amechtig en onzuiver. Daarom en door de associatie met een afgesloten verleden, linkt ‘steam-organ’ deze akoestische herinnering alvast adequater in een wel-gedefinieerd tijdsgewricht.
26 - Botsers / Dodgems
In tegenstelling tot het stoomorgel was de dodgem (bumper car,
botsauto) in de jaren ’20, Thomas’ jeugdjaren, nog in opmars. Van Amerikaanse
origine, waren ze anno 1919 pas te zien in Blackpool. Aanvankelijk waren het
gammele tuigen, waarvan het botsen best kabaal maakte. Een
interpretatieprobleem doet zich voor als we, ons bewust van de nieuwigheid,
zouden opteren voor een letterlijke vertaling. ‘Dodgem’
gaat terug op ‘dodge’em’, ‘ontwijk hem’,
d.i. de strategie van het spel. De act van het ontwijken produceert verder geen geluid dat in een adem
(lees: zin) kan genoemd worden met dat van een stoomorgel en situeert Thomas
het gebeuren op een onzichtbare plaats: achter de augurkenfabriek. Een prozaĆÆsch
compromis zou zijn ‘The dodgems dodged’
te interpreteren als ‘de dodgems deden hun werk / wat ze altijd doen’.
Monotonie oproepen bij een gloednieuwe kermissensatie lijkt mij echter ondenkbaar. Ongetwijfeld is de sensatie in 1944 al dermate ingeburgerd dat met ‘dodgem’ een typisch geluid
geassocieerd wordt, dat wij verbinden aan ‘botsen’. Gezien de zintuiglijke context gaat het hier dus niet
om een visuele maar om een auditieve gewaarwording van een onzichtbaar gebeuren
(cf. behind the pickle factory). De juxtapositie, in Ć©Ć©n zin met orgelgeluid insinueert dat de ‘ouderwetse’ stoomwalsjes en de ‘moderne’
metalen herrie elkaar overstemden. (Foto 1: jaren '20, foto 2: jaren '30.)
26 - Pekelhuis / Pickle Factory
We vertaalden met ‘pekelhuis’ wat stilistisch noch contextueel misplaatst
is. Maar, hoewel de ‘pickle‘ soms ook
‘pekel’ werd genoemd, is een bedrijf dat pickles verwerkt en bottelt niet
hetzelfde als een plaats waar zout opgeslagen en voeding voor bewaring
ingezouten wordt. De bekendste lokale picklesfabriek was die Emanuel Thomas & Son,
maar die situeerde zich in de binnenstad. Langs de kunstlijn van Swansea Bay en
in het bijzonder de Mumbles, Thomas’
vermoedelijke setting (cf. infra), konden we (alsnog) geen concurrent traceren.
37 - Geen eeuwig ‘aan tafel’ / There
was no need
Dylan Thomas, zoon van een leraar Engels, woonde in de suburbs van Swansea. Het ochtendtafereel voor het vertrek naar zee situeert zich in een vooroorlogse woning als de zijne. Voor een leerrijke, zij het gereconstrueerde blik achter de muren van zijn geboortehuis, 5 Cwmdomkin Drive, klik: Dylan Thomas Birthplace, zie:
45 - Ruilprentjes / Cigarette-cards
Een letterlijke vertaling van ‘cigarette-cards’,
verzamelprentjes die bij de pakjes gestopt werden, is niet accuraat
en herkenbaar. In bijgevoegde illustratie herkent iedereen de essentie ervan:
het zijn tegelijk hebbedingen, afgodsbeelden, trofeeƫn en ruilgoederen in de
wereld van kind en puber. Of Thomas dit lokale voetbalidool uit 1926 nog tussen het houten kader
van zijn kamerspiegel heeft gestopt, is twijfelachtig maar niet onmogelijk.
Twee jaar later liet hij de school voor bekeken en had hij een baantje in de
journalistiek.
63 - Thermosfles / Thermos-flask
Thomas kan in 1944 ‘thermos-flask’
met een kleine ‘t’ schrijven, omdat het Duitse merk ‘Thermos’ intussen een generische
betekenisverruiming had doorgemaakt. In zijn kinderjaren was de dubbelwandige
vacuĆ¼mfles, die aanvankelijk vooral voor frisdranken bedoeld was, (althans
commercieel) nog een relatieve nieuwigheid. Het patent dateert van 1909 en, waar de vader mee klungelt, is
uiteraard niet de glazen binnenfles, maar de rubberen buitenkant die, indien
geperforeerd, lucht binnenlaat en de werking van de thermos teniet doet.
87 - Trams, net tsjilpende ganzen / Trams that hissed like ganders
Indien Thomas naar Mumbles trok voor zijn dagje aan zee, dan had hij tussen de 6 en de 9 kilometer af te leggen. Je zou verwachten dat hij de tramrit zou beschrijven vanuit de lichamelijke ervaring van de reiziger, maar dat is niet het geval. We zien het voorbijrijdende vehikel zoals Thomas het vanop het trottoir waarneemt. En dat resulteert in naar mijn oordeel een van de mooiste beelden van dit verhaal, zeker wanneer je de toenmalige, hoog opgehangen tramstellen bekijkt.
Het betreft de ‘foute’ synesthesie van het schrille metaalgeluid van een kerende en
remmende tram (auditief: ‘to hiss’:
sissen/fluiten) en de zijwaartse schommelbeweging die aan waggelende
mannetjesganzen doet denken (visueel: 'like ganders'). ('Gander' is ook een
Nederlands woord, maar ik vrees dat het onmiddellijke effect van deze prachtanalogie
teloor zou gaan, indien de beleving van lezer op z’n minst heel even hapert bij de
vraag naar de woordbetekenis.)
Ik opteerde ervoor de korte, nerveuze remgeluidjes te evoceren met ‘tsjilpen’;
enerzijds omdat ‘fluiten’ geen onomatopee is en ‘sissen’ geen vogelgeluid,
anderzijds omdat mussen samen met duiven zowat de enige 'reguliere' stadsvogels
zijn.
103 - Engelse drop en Welshe harten / Liquorice allsorts, and Welsh hearts
103 - Engelse drop en Welshe harten / Liquorice allsorts, and Welsh hearts
'Liquorice allsorts’ oogt niet meteen als een specifieke merknaam voor snoep, maar is het wel: Engelse drop (de fameuze kubusjes met verschillende kleurlaagjes). Was de associatie met Engeland de aanleiding om het ook over de al even bekende sweethearts (suikertjes in hartvorm) te hebben, in dit geval met Welshe boodschapjes op? Voor het eerst op de markt gebracht in 1901, staan zij vandaag bekend als love hearts. Of Dylan Thomas hiermee ook het 'hyperemotionele' karakter van de Welshman naast de al even stereotiepe 'frigiditeit' van de Englishman wou plaatsen (cf. ‘hearts… melting’) is een speculatie die ik aan de lezer overlaat.
104 - Barbierspaal / Barbers' pole
Soms zegt een beeld meer dan een woord:
106 - Een kruis-drager... dat vakantie uit den Boze was / A cross man... holidays were wrong
Wie in de jaren 1920 op een spreekwoordelijke zeepkist gaat staan, zit vaak nog met zijn ideeƫn in de verleden tijd; zeker 'kruis-dragers', wat zowel 'prediker' en 'getormenteerde persoon' kan betekenen. Het verleden is in dit geval het Victoriaans-Edwardiaanse tijdperk. Men zag er toen streng op toe dat de toenemende vrije tijd de respectability van de werkende mens niet aantastte. Zoals je hieronder uit een abstract van een artikel ter zake kan opmaken, werd daarom vooral aangestuurd op intellectuele vrijetijdsbesteding en werd het 'lolling and larrikin(g)' ervan, zoals Thomas het elders noemt, gelaakt.
Voor meer info, zie: John Heeley, Leisure and moral reform in Leisure Studies, 5, 1 (1986),Tailor & Francis, London, pp. 57-76.
Abstract van onderstaand artikel:
“This article explores the ways in which the Victorian and Edwardian philosophy of rational recreation found expression in a variety of reformist campaigns, and suggests that its institutions (rather than the philosophy itself) have an important influence on contemporary leisure provision. Children and young people were seen as being easily corrupted in their spare time. The need to supervise and direct youth leisure led to approved recreational forms being inserted into school curricula, to scouting and other ‘churchy’ movements such as Sunday school being formed and to ‘respectable’ comics and children's literature being published. Adult leisure was also viewed as problematic by middle class reformers, especially in urban locations where few alternatives to drink, prostitution and gambling were seen to exist. Inspired by a wish to counter these threats and to diffuse respectable middle class forms of leisure down the social scale, voluntary and public organizations made extensive provision of sporting, cultural and educational facilities. Municipal local government was especially important in terms of its public leisure services — the parks, libraries, public halls, baths and museums. Although the ethos of rational recreation is now outmoded, most of the institutions it gave rise to are still in existence. A provider ideology to replace that of rational recreation has yet to be articulated.”
120 - Keukenslobber en gaslamp – gasverlichte heuvel /
Swill-and-gaslamp smell – Up the gas-lit hill
Uit de ‘memoires’ van ‘a Swansea Valley man’* maken we op dat de straatverlichting van gas op elektriciteit overschakelde van ca. 1911 tot ergens in de twenties, Thomas’ kinder- en tienerjaren dus. Dit is historisch niet zo relevant, omdat Holiday Memory geen feitengetrouwe herinnering wil zijn, maar een door de volwassen Thomas gezeefde werkelijkheid. Fictioneel stelt zich evenwel de overleggende vraag: vindt de auteur gaslicht evocatief en/of narratief interessanter / kleurrijker of duwt hij Swansea, waarover hij zich later meestal in pejoratieve termen uitliet, hiermee bewust in een verder / meer afgesloten verleden? Dit is niet onbelangrijk voor wie wil bepalen wat Thomas’ affectieve grondhouding was bij het schrijven van de tekst wil bepalen.
* Bron: https://aswanseavalleyman.wordpress.com/tag/local-history/page/4/
120 - Zaterdagavondgeur / Smell of Saturday night
120 - Zaterdagavondgeur / Smell of Saturday night
Dit is overduidelijk geen herinnering uit zijn kindertijd, maar uit de tijd dat hij als adolescent het uitgaansleven van Swansea frequenteerde, te beginnen met Uplands Hotel/Tavern vlakbij Cwmdonkin Park. Met zo’n eethuis voor ogen kunnen wij ons de bier- en gasgeur best voorstellen, alsook de stank van bakken of zakken met ‘swill’ (organisch keukenafval) . Het wordt stilaan duidelijk dat er inderdaad geen echte eenheid van tijd schuilgaat in Holiday Memory. Zijn favoriete pubs: http://www.telegraph.co.uk/sponsored/travel/wales-dylan-thomas/10819004/dylan-thomas-swansea-pubs.html
132 - Godvergeten toren… trein… achter ons / Lost tower… train… behind us
Zoals op de
foto zichtbaar is, liep het treinspoor inderdaad langs het zandstrand, achter
de zonnebaders. Zoeken we voorts naar een Ć©chte ‘verloren’ of ‘verlaten’ toren,
dan tasten we in het duister. Heeft een vuurtoren een bel? Een kerktoren dan? De
glijbaantoren op de kermis, misschien (foto 2)? Even dachten we aan de toren die nog
rest van Swansea Castle (zie foto 1), een
tweetal kilometer van de Swansea Beach en nog eens zoveel van Mumbles
verwijderd. Ik las dat hij aanvankelijk andere adjectieven aan ‘tower’ toevoegde, die betrekking hadden
op ‘leeg’ en ‘verlaten’, maar ik vind de bron niet meer terug. Het lijkt erop
dat Thomas met het vage ‘lost’ zowel
inhoudelijk als perceptief de vaagheid van een torenklok wou accentueren: een
geluid dat zo onbestemd is als zijn bron, zodat je zou denken dat de klank aan
je verbeelding ontsproten is.
135 - Ezels… / Donkeys (passim)
Er wordt meermaals melding gemaakt van (muil)ezels in dit verhaal: ze worden geobserveerd en ze zijn een inspiratiebron voor kinderfantasieĆ«n. Hun opvallende aanwezigheid heeft te maken met hun rol als strandattractie (ritjes langs het strand). Het schijnt mij toe dat het gekibbel van de twee kinderen tijdens zo’n tochtje plaatsvond, cf. ‘We snowshoed’; al kan het ook tijdens het observeren geweest zijn, cf. 'And two small boys fought fiercely…'.
149 - Mumbles – Ilfracombe Is de eenheid van tijd niet welgedefinieerd in Holiday Memory, de eenheid van plaats is dat wel: Swansea Bay, de baai en toeristische trekpleister van Thomas’ geboortestad. Gelegen in het zuidwesten van de stad, strekt deze combinatie van zandstrand, duinen en rotsen zich uit van de dokken in het oosten tot de westelijke landtong met de Mumbles Lighthouse.
Mumbles is het stadsdistrict dat het westelijke deel van de baai insluit. Dat Thomas’ referentie aan Mumbles niet gratuit is maar het verhaal wel degelijk in de ruimte verankert, wordt bevestigd door de frase ‘Great gods… looked at Ilfracombe’. Ilfracombe is een Engelse badplaats, eveneens op een landtong, ten zuiden van de Swansea Bay. In vogelvlucht is de afstand zo’n 40,7 km, nauwelijks minder dan Calais – Dover (41,8 km). Cf. infra: Ilfracombe (kaartje).
149 - Aunties groeien mietjesgewijs / The aunties grew like ladies (to brown)
Een tweede crux. Bij een eerste lezing hebben we het raden naar de betekenis van deze frase. Maar, zoals ook op andere plaatsen (cf. 'Welsh (sweet)hearts') kunnen we het interpretatieveld detecteren vanuit de gehele zin: de wereld van het fantasieverhaal (cf. hierna: Henty-land en Ballantyne Islands). Aldus komen we algauw op het spoor van de connectie ‘Mumbles – Aunties’, meer bepaald van de lokale held Auntie Minnie, aka William Davies (1898 – 1988). Voor het gehele verhaal rond het gepeste jongetje dat uitgroeit tot een zeebonk, zie:
http://www.oystermouthparish.com/aunty-minnie
Wellicht alludeert ‘aunties’ dus op jongetjes (en
volwassenen?) die als sissies bij het
minste gevaar de hulp van hun mama of tante inroepen. ‘Like ladies’, dat metrisch beter schikt dan ‘ladylike’ en wat erop volgt, zou kunnen betekenen dat in of op het
strand van Mumbles wel vele moederskindjes het daglicht zien, maar nooit tot de
Lady Minnie aller tijden, zijnde William Davies, uitgroeien. Voor de niet-conventionele betekenissen van ‘lady’, zie The New Partridge
Dictionary of Slang and Unconventional English:
Een hypothese, maar
plausibel. Zeker indien Thomas hier een syntactisch spelletje speelt met ‘to
brown’. Het zou, wat in de klassieke retoriek genoemd wordt, een ‘apokoinou’ kunnen zijn: woorden die, in
een onderscheiden functie, gekoppeld worden aan twee verschillende zinsdelen. Hier: ‘hangen te
bruinen’ en ‘Henty’s bruine
berenland’. (Er staat geen komma voor maar na ‘brown’, maar ‘to is wel
nodig in de correlatie ‘from… to’.)
Hiermee zet hij lezer en luisteraar grammaticaal op het verkeerde been.) In het
eerste geval zou dan gealludeerd worden op braaf-bruinende en weinig
avontuurlijke jongeren op het strand. Ik heb echter voor het tweede gekozen.
150 - Henty’s bruine berenland / (Brown), bear-hugging Henty-land
150 - Henty’s bruine berenland / (Brown), bear-hugging Henty-land
Ballantynes schildpaddenarchipel /
Ballantyne Islands
Zoals gezegd impliceert de komma na ‘brown’ een mogelijke apokoinou (zie vorige entry). De komma zou dan connectie ervan met ‘bear’ op een licht-komische wijze uitstellen. Wat er ook van is, het tweede deel van de zin verwijst naar twee populaire jeugdschrijvers uit de Victoriaanse literatuur: de Engelse oorlogscorrespondent G.A. Henty (1832-1902) en de Schotse handelscorrespondent R.M. Ballantyne (1825-1894). Over ‘Ballantyne Islands’ kan weinig twijfel bestaan: dit is een knipoog naar zijn bekende boek The Coral Island (1858), over drie jeugdige schipbreukelingen in de Stille Oceaan. (Het is een vergezochte maar niettemin leuke gedachte dat het meervoud ‘Islands’ zou kunnen alluderen op de invloed van het werk op R.L. Stephensons hoogst schatplichtige Treasure Island.)
Zoals gezegd impliceert de komma na ‘brown’ een mogelijke apokoinou (zie vorige entry). De komma zou dan connectie ervan met ‘bear’ op een licht-komische wijze uitstellen. Wat er ook van is, het tweede deel van de zin verwijst naar twee populaire jeugdschrijvers uit de Victoriaanse literatuur: de Engelse oorlogscorrespondent G.A. Henty (1832-1902) en de Schotse handelscorrespondent R.M. Ballantyne (1825-1894). Over ‘Ballantyne Islands’ kan weinig twijfel bestaan: dit is een knipoog naar zijn bekende boek The Coral Island (1858), over drie jeugdige schipbreukelingen in de Stille Oceaan. (Het is een vergezochte maar niettemin leuke gedachte dat het meervoud ‘Islands’ zou kunnen alluderen op de invloed van het werk op R.L. Stephensons hoogst schatplichtige Treasure Island.)
Wat Henty betreft, wordt mogelijk gerefereerd
aan het kortverhaal Bears and Dacoits. A
Tale of the Ghauts (1900), waarin de auteur verhaalt over zijn ervaringen
in het 15de Regiment in Indiƫ.
154 - Mounties – Atlas-rug – Gold Rush – Bandiet /
154 - Mounties – Atlas-rug – Gold Rush – Bandiet /
Atlas-muscled Mounties –
Gold Rush – Man
Het feit dat Thomas’ vader een leraar Engels was en Dylan zelf een schrijver, zet ons aan vooral literatuur als bron van zijn verbeelding te zien. Deze westernfantasie kan evenwel ook teruggaan op bioscoopervaringen. Niet alleen was er toen al heel wat jeugdliteratuur rond de Far West en de Gold Rush, je kon in de jaren '20-'30 ook in de cinema terecht om weg te dromen over deze spannende wereld. Wij denken in het bijzonder aan de Amerikaanse auteur J.O. Curwood (1878-1927), wiens westernverhalen ontelbare keren verfilmd zijn. Om een idee te geven: 53 stuks tussen 1910 en 1914, Thomas’ geboortejaar. En dat was nog maar een begin!
Westerns, hetzij in verhaalvorm, hetzij in filmversie, waren kennelijk
zo prominent in Thomas’ herinneringen aan zijn kindertijd, dat hij het thema
een existentiƫle dimensie meegaf in het gedicht We Who Were Young Are Old. Hij beschrijft er de volwassenheid onder meer
als volgt:
“For us there is no shooting and no riding
“For us there is no shooting and no riding
The western man has
lost one lung
And cannot mount a
clotheshorse without bleeding.” (Uit: February
1933 Notebook)
176 - Ilfracombe
Cf. supra: Mumbles – Ilfracombe
Het rijmspel ‘Ilfracombe / papere-and-comb’ is niet het fijnste specimen van Thomas’ klankassociaties; we zijn er derhalve niet op ingegaan in de vertaling. Wat de inhoud betreft: jongeren kennen zonder twijfel de kazoo (°ca. 1840), maar niet zijn volkse tegenhanger: met een sigarettenvloeitje en een kammetje verkrijg je namelijk hetzelfde effect:
De meeste kermisattracties in de tekst zijn herkenbaar, maar van deze is de Engelse naam misschien niet zo vertrouwd: 'Throw a hoop over the prize and its base to win.’
203 - Becher’s
Brooks
Een van de vier meest heikele
obstakels in de steaple chase,
genoemd naar jockeykampioen Martin Becher (1797-1864):
213 - Rover –
Bonzo
Bonzo the Dog was een cartoonfiguurtje (°1922) en een hype in de
jaren 1920. Er onstond een enorme merchandising rond het mollige hondje, waaronder
uiteraard (de reeds aangehaalde) cigarette-cards. De Rover (derde crux) oin kwestie is wellicht ook een hond en even dachten we aan die uit
Tolkiens sprookje Roverandom, dat
eveneens dateert van de jaren 1920. Het beestje wordt er tot een
speelgoedhondje omgetoverd en dat krijgt het niet zomaar ongedaan. Nu was het
bestaan van dit verhaal weliswaar bekend, maar het werd pas gepubliceerd in
1996. Derhalve kan Thomas er in 1944 t.o.v. zijn lezerspubliek naar verwezen hebben als
naar een vertrouwde sprookjesfiguur. Bovendien zou de verwijzing inhoudelijk
geen steek houden. Met ‘Rover’ laten we de interpretatie open, ervan uitgaand dat
het woord iets vertegenwoordigt dat groter is zijn soort, misschien zoals Rover
Scouts (volwassenen) t.o.v. Boy Scouts (kinderen).
218 - Valentinozwart / Valentino-black
Het predicaat ‘Valentino’ heeft in de enge zin te maken met zwarte, getrimde, puntige en gepommadeerde bakkebaarden. Maar deze hypallage moet, denk ik, vooral in de ruime zin geĆÆnterpreteerd worden. De Italo-Amerikaanse acteur Rudolf Valentino (1895-1926) was hĆ©t idool en mode-icon van die tijd en dus ook letterlijk ‘epochemachend’ voor de inhoud van Thomas’ literaire terugblik. De naam roep ook de impact op die de extravagante Valentino had op de modebewustheid van de 'nieuwe' man.
Het predicaat ‘Valentino’ heeft in de enge zin te maken met zwarte, getrimde, puntige en gepommadeerde bakkebaarden. Maar deze hypallage moet, denk ik, vooral in de ruime zin geĆÆnterpreteerd worden. De Italo-Amerikaanse acteur Rudolf Valentino (1895-1926) was hĆ©t idool en mode-icon van die tijd en dus ook letterlijk ‘epochemachend’ voor de inhoud van Thomas’ literaire terugblik. De naam roep ook de impact op die de extravagante Valentino had op de modebewustheid van de 'nieuwe' man.
221 - Oxford Bags
Cf. supra: Met
schoudervulsels en messcherpe schoenpunten – Oxford Bags
‘Thor’ alludeert uiteraard op de Germaanse god-met-de-hamer uit de Edda
(13de eeuw). Minder bekend is de figuur van Blainn of (Brimir) Blaina.
Dit is een andere naam voor de hermafrodiete god Ymir in diezelfde Noors-Germaanse liederencyclus. De moderne schrijfwijze
laat een zinspeling toe op Blaina, de naam van een dorp in South Wales Valleys, een kleine 54 km
ten oosten van Swansea. De dorpsnaam zou in het Welsh ‘highlands’ betekenen.
Zie:
De geĆÆnformeerde luisteraar zal zich wellicht de wenkbrauwen gefronst
hebben bij de idee dat de bel luidde voor een trein naar Blaina dat, voor zover
ik kan opmaken, geen stopplaats was op de Great
Western Railway die Wales met Londen verbond/verbindt. De belezen
luisteraar zal, in connectie met Thor, de (voor de rest nonsensicale?) allusie
op de Edda algauw begrepen hebben.
238 - In een luchtje van Milford Haven in de regen /
Smelling of Milford Haven in the rain
Smelling of Milford Haven in the rain
Wie kent de typische geur niet van verregende dokken en/of
vissershavens? Om het weinig attractieve
zeemansparfum van de venters in te kleuren refereert Thomas naar dƩ haven der Welshe
havens. Milford Haven (Pembrokeshire, in vogelvlucht ruim 76 km. van Swansea)
is een (natuurlijke) haven in het uiterste zuidwesten van Wales met een
roemrijke geschiedenis in zowel de militaire zeevaart als de walvisvangst.
245 - Doodshoofdtunnels / Skulled-and-cross-boned tunnels
245 - Doodshoofdtunnels / Skulled-and-cross-boned tunnels
Zoals gezegd laten de opeenvolgende kermisattracties zich gemakkelijk
herkennen. Hier hebben we een perifrase van de zogenaamde ‘Tunnel of Love’, waarvan de naam ogenschijnlijk contrasteert met
schrikwekkend effect dat de inrichting ervan beoogde. Zoals ook Thomas laat verstaan,
werd aan koppeltjes (in spe) de gelegenheid geboden om ongezien en onder het
mom van geruststelling, troost en bescherming, tot lichamelijk contact te komen. In de
hoop op of afwachting van meer.
Zoals dit wellicht het geval is met ‘to brown’ in een eerdere passage, speelt Thomas in dit gesproken verhaal met een auditief spel annex betekenisverschuiving. Een goede lezer verstaat meteen dat deze slotzin van Thomas’ kermispassage geen betekenis heeft, tenzij met een dubbele bodem. Deze laatste gaat schuil onder de woordcombinatie ‘sailors sauce’ (zoals het klinkt en geschreven is) vs. ‘sailor’s / sailors' sauce’ (zoals het door de ‘brave’ luisteraar hoorde geĆÆnterpreteerd te worden). De meisjes in kwestie verkochten echter geen ‘saylor’s / sailors' sauce’ (soort van saus) maar wel oppervlakkige seks. The Online Slang Dictionary heeft het over “sexual activity up to the point of, but not including, sexual intercourse.” http://onlineslangdictionary.com/meaning-definition-of/sauce
‘Ankeren’ leek ons een mooi equivalent omwille van de tegelijk eufemistische en dubbelzinnige connotatie met het zeewezen. Ik heb het bovendien over de gehele lijn bij 'bedekte termen' gehouden, weliswaar met een maritieme connotatie.
252 - Braakten… Sousa / Breathing…
Sousa
De Amerikaanse componist John Philip Sousa (1854-1932) is tot op vandaag
een coryfee van de lichte marsmuziek. Niet alleen omdat hij in 1896 het Stars And Stripes Forever, het volkslied
van zijn land, schreef, maar ook omdat de uitgebreide tournees met zijn
harmonieorkest zijn al even uitgebreide oeuvre van melodierijke lichte marsen
wereldwijd bekend maakte. N.B. ‘mars’ moet hier eerder in de context van de
dansvloer dan die van het slagveld gedacht worden. Samen met 'breating... fire' vormt dit een (in dit geval synethetisch) zeugma, in de trant van 'Young men... stood up on the flying chairoplanes... and against the rules'.
255 - Keukenslobber en gaslamp – gasverlichte heuvel /
Swill-and-gaslamp smell – Up the gas-lit hill
Swill-and-gaslamp smell – Up the gas-lit hill
Cf. supra:
Swill-and-gaslamp smell – Up the
gas-lit hill / keukenslobber en gaslamp – gasverlichte heuvel
Meer impressies van Swansea / Mumbles:
https://www.google.be/search?q=gaslight+streets+in+swansea+old+photographs&biw=1920&bih=908&tbm=isch&tbo=u&source=univ&sa=X&ved=0ahUKEwi22vTFhrzOAhVlLMAKHXOGCIUQsAQIIQ#tbm=isch&q=st+helen%27s+road+swansea+1920s+old+photos&imgrc=J2cHPgS1O6ceSM%3A
Meer impressies van Swansea / Mumbles:
https://www.google.be/search?q=gaslight+streets+in+swansea+old+photographs&biw=1920&bih=908&tbm=isch&tbo=u&source=univ&sa=X&ved=0ahUKEwi22vTFhrzOAhVlLMAKHXOGCIUQsAQIIQ#tbm=isch&q=st+helen%27s+road+swansea+1920s+old+photos&imgrc=J2cHPgS1O6ceSM%3A
Engelse tekst, genummerd naar de vertaling
1 August Bank Holiday - a tune on an ice-cream
cornet.
A slap of sea and a tickle of sand. A fanfare of sunshades opening.
A wince and whinny of bathers dancing into deceptive water.
A tuck of dresses. A rolling of trousers. A compromise of paddlers.
5 A sunburn of girls and a lark of boys.
A silent hullabaloo of balloons.
I remember the sea telling lies in a shell
held to my ear for a whole harmonious, hollow minute
by a small, wet girl in an enormous bathing-suit
10 marked Corporation Property.
I remember sharing the last of my moist buns
with a boy and a lion.
Tawny and savage, with cruel nails and rapacious mouth,
the little boy tore and devoured.
15 Wild as seed-cake, ferocious as a hearth-rug,
the depressed and verminous lion nibbled like a mouse
at his half a bun and hiccupped in the sad dusk of his cage.
I remember a man like an alderman or a bailiff,
bowlered and collarless, with a bag of monkey-nuts in his hand,
20 crying ‘Ride 'em, cowboy!’ time and again
as he whirled in his chairoplane giddily
above the upturned laughing faces of the town girls bold as brass
and the boys with padded shoulders and shoes sharp as knives;
and the monkey-nuts flew through the air like salty hail.
Children all day capered or squealed by the glazed or bashing sea,
25 and the steam-organ wheezed its waltzes in the threadbare
and sky-blue summers departed,
I remember August Monday
from the rising of the sun over the stained and royal town
to the husky hushing of the roundabout music
35 and the dowsing of the naphta jets in the seaside fair:
from bubble-and-squeak to the last of the sandy sandwiches.
There was no need, that holiday morning,
for the sluggardly boys to be shouted down to breakfast;
out of their jumbled beds they tumbled,
40 and scrambled into their rumpled clothes;
quickly at the bathroom basin they catlicked their hands and faces,
but never forgot to run the water loud and long as though
they washed like colliers; in front of the cracked looking-glass,
bordered with cigarette-cards,
45 in their treasure-trove bedrooms,
they whisked a gap-tooth
comb through their surly hair;
and with shining cheeks and noses and tide-marked necks,
they took the stairs three at a time.
But for all their scramble and scamper, clamour on the landing,
catlick and toothbrush flick, hair-whisk and stair-jump,
50 their sisters were always there before them.
Up with the lady lark, they had prinked and frizzed
and hot-ironed; and smug
in their blossoming dresses, ribboned for the sun,
in gymshoes white as the blanco'd snow,
neat and silly with doilies and tomatoes
they helped in the higgedly kitchen.
55 They were calm; they were virtuous;
they had washed their necks; they did not romp, or fidget;
and only the smallest sister put out her tongue at the noisy boys.
And the woman who lived next door came into the kitchen
and said that her mother, an ancient uncertain body
who wore a hat with cherries,
And the sticks of rock,
that we all sucked, were like barbers' poles made of rhubarb.
105 In the distance, surrounded by disappointed theoreticians and
an ironmonger with a drum,
a cross man on an orange-box shouted that holidays were wrong.
And the waves rolled in, with rubber ducks and clerks upon them.
I remember the patient, laborious, and enamouring hobby,
or profession, of burying relatives in sand.
110 I remember the princely pastime of pouring sand,
from cupped hands or bucket,
down collars or tops of dresses;
the shriek, the shake, the slap.
I can remember the boy by himself, the beachcombing lonewolf,
hungrily waiting at the edge of family cricket;
115 the friendless fielder, the boy uninvited to bat or to tea.
I remember the smell of sea and seaweed, wet flesh, wet hair,
wet bathing-dresses, the warm smell as of a rabbity field after rain,
the smell of pop and splashed sunshades and toffee,
the stable-and-straw smell of hot, tossed, tumbled, dug,
120 and trodden sand, the swill-and-gaslamp smell
of Saturday night, though the sun shone strong,
from the bellying beer-tents,
the smell of the vinegar on shelled cockles,
winkle-smell, shrimp-smell,
the dripping-oily backstreet winter-smell of chips in newspapers,
the smell of ships from the sundazed docks round the corner of the
125 sand-hills, the smell of the known and paddled-in sea moving,
full of the drowned and herrings,
out and away and beyond and further
still towards the antipodes that hung their koala-bears and Maoris,
kangaroos and boomerangs, upside down over the back of the stars.
And the noise of the pummelling Punch and Judy falling,
130 and a clock tolling or telling no time
in the tentantless [sic] town;
now and again a bell from a lost tower or a train
on the lines behind us clearing its throat,
and always the hopeless, ravenous swearing and pleading
of the gulls,
135 donkey-bray and hawker-cry, harmonicas and toy-trumpets,
shouting and laughing and singing, hooting of tugs and tramps,
the clip of the chair-attendant's puncher,
the motor-boat coughing in the bay,
and the same hymn and washing
140 of the sea that was heard in the Bible.
‘If it could only just, if it could only just,’ your lips said again and
again as you scooped,
in the hob-hot sand,
dungeons, garages, torture-chambers, train tunnels, arsenals,
hangars for zeppelins, witches' kitchens, vampires' parlours,
145 smugglers' cellars, trolls' grog-shops, sewers,
under the ponderous and cracking castle,
‘If it could only just be like this for ever and ever amen.’
August Monday all over the earth,
from Mumbles where the aunties grew
like ladies on a seaside tree to brown, bear-hugging Henty-land
150 and the turtled Ballantyne Islands.
‘Could donkeys go on the ice?’
‘Only if they got snowshoes.’
We snowshoed a meek, complaining donkey
and galloped him off in the wake
of the ten-foot-tall and Atlas-muscled Mounties,
155 rifled and pemmicanned, who always,
in the white Gold Rush wastes,
got their black-oathed-and-bearded Man.
‘Are there donkeys on desert islands?’
‘Only sort-of donkeys.’
‘What d'you mean, sort-of donkeys?’
160 ‘Native donkeys. They hunt things on them!’
‘Sort-of walruses and seals and things?’
‘Donkeys can't swim!’
‘These donkeys can. They swim like whales.
They swim like anything, they swim like __’
165 ‘Liar.’
‘Liar yourself.’
And two small boys fought fiercely and silently in the sand,
rolling together in a ball of legs and bottoms.
170 Then they went and saw the pierrots, or bought vanilla ices.
Lolling or larrikin [sic] that unsoiled,
boiling beauty of a common day,
great gods with their braces over their vests
sang, spat pips, puffed smoke at wasps, gulped and ogled, forgot
the rent, embraced, posed for the dicky-bird, were coarse,
had rainbow coloured
175 armpits, winked, belched, blamed the radishes,
looked at Ilfracombe, played hymns on paper-and-comb,
peeled bananas, scratched, found seaweed in their panamas,
blew up paper-bags and banged them, wished for nothing.
But over all the beautiful beach
180 I remember most the children playing, boys and girl
tumbling, moving jewels,
who might never be happy again.
And ‘happy as a sandboy’ is true as the common sun.
Dusk came down; or grew up out of the sands and the sea;or curled around us from the calling docks and the bloodily smoking sun.
A slap of sea and a tickle of sand. A fanfare of sunshades opening.
A wince and whinny of bathers dancing into deceptive water.
A tuck of dresses. A rolling of trousers. A compromise of paddlers.
5 A sunburn of girls and a lark of boys.
A silent hullabaloo of balloons.
I remember the sea telling lies in a shell
held to my ear for a whole harmonious, hollow minute
by a small, wet girl in an enormous bathing-suit
10 marked Corporation Property.
I remember sharing the last of my moist buns
with a boy and a lion.
Tawny and savage, with cruel nails and rapacious mouth,
the little boy tore and devoured.
15 Wild as seed-cake, ferocious as a hearth-rug,
the depressed and verminous lion nibbled like a mouse
at his half a bun and hiccupped in the sad dusk of his cage.
I remember a man like an alderman or a bailiff,
bowlered and collarless, with a bag of monkey-nuts in his hand,
20 crying ‘Ride 'em, cowboy!’ time and again
as he whirled in his chairoplane giddily
above the upturned laughing faces of the town girls bold as brass
and the boys with padded shoulders and shoes sharp as knives;
and the monkey-nuts flew through the air like salty hail.
Children all day capered or squealed by the glazed or bashing sea,
25 and the steam-organ wheezed its waltzes in the threadbare
playground and the waste lot,
where the dodgems dodged, behind the pickle factory.
And mothers loudly warned their proud pink daughters or sons
to put that jellyfish down;
and fathers spread newspapers over their faces;
and sand-fleas hopped on the picnic lettuce;
30 and someone had forgotten the salt.
In those always radiant,
rainless, lazily rowdy where the dodgems dodged, behind the pickle factory.
And mothers loudly warned their proud pink daughters or sons
to put that jellyfish down;
and fathers spread newspapers over their faces;
and sand-fleas hopped on the picnic lettuce;
30 and someone had forgotten the salt.
and sky-blue summers departed,
I remember August Monday
from the rising of the sun over the stained and royal town
to the husky hushing of the roundabout music
35 and the dowsing of the naphta jets in the seaside fair:
from bubble-and-squeak to the last of the sandy sandwiches.
There was no need, that holiday morning,
for the sluggardly boys to be shouted down to breakfast;
out of their jumbled beds they tumbled,
40 and scrambled into their rumpled clothes;
quickly at the bathroom basin they catlicked their hands and faces,
but never forgot to run the water loud and long as though
they washed like colliers; in front of the cracked looking-glass,
bordered with cigarette-cards,
45 in their treasure-trove bedrooms,
they whisked a gap-tooth
comb through their surly hair;
and with shining cheeks and noses and tide-marked necks,
they took the stairs three at a time.
But for all their scramble and scamper, clamour on the landing,
catlick and toothbrush flick, hair-whisk and stair-jump,
50 their sisters were always there before them.
Up with the lady lark, they had prinked and frizzed
and hot-ironed; and smug
in their blossoming dresses, ribboned for the sun,
in gymshoes white as the blanco'd snow,
neat and silly with doilies and tomatoes
they helped in the higgedly kitchen.
55 They were calm; they were virtuous;
they had washed their necks; they did not romp, or fidget;
and only the smallest sister put out her tongue at the noisy boys.
And the woman who lived next door came into the kitchen
and said that her mother, an ancient uncertain body
who wore a hat with cherries,
60 was having ‘one of her days’ and had
insisted, that very
holiday morning, in carrying, all the way to the tram-stop,
a photograph album and the cut-glass fruit-bowl from the front
room. This was the morning when father, mending one hole
holiday morning, in carrying, all the way to the tram-stop,
a photograph album and the cut-glass fruit-bowl from the front
room. This was the morning when father, mending one hole
in the thermos-flask, made
three;
65 when the sun declared war on the butter, and the butter ran;
when dogs, with all the sweet-binned backyards
to wag and sniff and bicker in, chased their tails in the jostling
kitchen, worried sandshoes, snapped at flies, writhed between
legs, scratched among towels, sat smiling on hampers.
70 And if you could have listened at some of the open doors of
some of the houses in the street you might have heard:
‘Uncle Owen says he can't find the bottle-opener…’
‘Has he looked under the hallstand?
‘Willy's cut his finger…’
75 ‘Got your spade?’
‘If somebody doesn't kill that dog…’
‘Uncle Owen says why should the bottle-opener be under the
hallstand?’
‘Never again, never again…’
‘I know I put the pepper somewhere…’
80 ‘Willy's bleeding…’
‘Look, there's a bootlace in my bucket…’
‘Oh come on, come on…’
‘Let's have a look at the bootlace in your bucket…’
‘If I lay my hands on that dog…’
85 ‘Uncle Owen's found the bottle-opener…’
‘Willy's bleeding over the cheese…’
And the trams that hissed like ganders took us all
to the beautiful beach.
There was cricket on the sand, and sand in the sponge-cake,
sand-flies in the watercress,
and foolish, mulish, religious donkeys on the unwilling
90 trot. Girls undressed in slipping tents of propriety;
under invisible umbrellas, stout ladies dressed
for the male and immoral sea.
Little naked navvies dug canals; children
with spades and no ambition built fleeting castles;
95 wispy young men, outside the bathing-huts,
whistled at substantial young women and dogs
who desired thrown stones more than the bones of elephants.
Recalcitrant uncles huddled, over luke ale,
in the tiger-striped marquees.
Mothers in black, like wobbling mountains,
100 gasped under the discarded dresses of daughters who shrilly
braved the gobbling waves. And fathers, in the once-a-year sun,
took fifty winks.
Oh, think of all the fifty winks along the paper-bagged sand.
Liquorice allsorts, and Welsh
hearts, were melting. 65 when the sun declared war on the butter, and the butter ran;
when dogs, with all the sweet-binned backyards
to wag and sniff and bicker in, chased their tails in the jostling
kitchen, worried sandshoes, snapped at flies, writhed between
legs, scratched among towels, sat smiling on hampers.
70 And if you could have listened at some of the open doors of
some of the houses in the street you might have heard:
‘Uncle Owen says he can't find the bottle-opener…’
‘Has he looked under the hallstand?
‘Willy's cut his finger…’
75 ‘Got your spade?’
‘If somebody doesn't kill that dog…’
‘Uncle Owen says why should the bottle-opener be under the
hallstand?’
‘Never again, never again…’
‘I know I put the pepper somewhere…’
80 ‘Willy's bleeding…’
‘Look, there's a bootlace in my bucket…’
‘Oh come on, come on…’
‘Let's have a look at the bootlace in your bucket…’
‘If I lay my hands on that dog…’
85 ‘Uncle Owen's found the bottle-opener…’
‘Willy's bleeding over the cheese…’
And the trams that hissed like ganders took us all
to the beautiful beach.
There was cricket on the sand, and sand in the sponge-cake,
sand-flies in the watercress,
and foolish, mulish, religious donkeys on the unwilling
90 trot. Girls undressed in slipping tents of propriety;
under invisible umbrellas, stout ladies dressed
for the male and immoral sea.
Little naked navvies dug canals; children
with spades and no ambition built fleeting castles;
95 wispy young men, outside the bathing-huts,
whistled at substantial young women and dogs
who desired thrown stones more than the bones of elephants.
Recalcitrant uncles huddled, over luke ale,
in the tiger-striped marquees.
Mothers in black, like wobbling mountains,
100 gasped under the discarded dresses of daughters who shrilly
braved the gobbling waves. And fathers, in the once-a-year sun,
took fifty winks.
Oh, think of all the fifty winks along the paper-bagged sand.
And the sticks of rock,
that we all sucked, were like barbers' poles made of rhubarb.
105 In the distance, surrounded by disappointed theoreticians and
an ironmonger with a drum,
a cross man on an orange-box shouted that holidays were wrong.
And the waves rolled in, with rubber ducks and clerks upon them.
I remember the patient, laborious, and enamouring hobby,
or profession, of burying relatives in sand.
110 I remember the princely pastime of pouring sand,
from cupped hands or bucket,
down collars or tops of dresses;
the shriek, the shake, the slap.
I can remember the boy by himself, the beachcombing lonewolf,
hungrily waiting at the edge of family cricket;
115 the friendless fielder, the boy uninvited to bat or to tea.
I remember the smell of sea and seaweed, wet flesh, wet hair,
wet bathing-dresses, the warm smell as of a rabbity field after rain,
the smell of pop and splashed sunshades and toffee,
the stable-and-straw smell of hot, tossed, tumbled, dug,
120 and trodden sand, the swill-and-gaslamp smell
of Saturday night, though the sun shone strong,
from the bellying beer-tents,
the smell of the vinegar on shelled cockles,
winkle-smell, shrimp-smell,
the dripping-oily backstreet winter-smell of chips in newspapers,
the smell of ships from the sundazed docks round the corner of the
125 sand-hills, the smell of the known and paddled-in sea moving,
full of the drowned and herrings,
out and away and beyond and further
still towards the antipodes that hung their koala-bears and Maoris,
kangaroos and boomerangs, upside down over the back of the stars.
And the noise of the pummelling Punch and Judy falling,
130 and a clock tolling or telling no time
in the tentantless [sic] town;
now and again a bell from a lost tower or a train
on the lines behind us clearing its throat,
and always the hopeless, ravenous swearing and pleading
of the gulls,
135 donkey-bray and hawker-cry, harmonicas and toy-trumpets,
shouting and laughing and singing, hooting of tugs and tramps,
the clip of the chair-attendant's puncher,
the motor-boat coughing in the bay,
and the same hymn and washing
140 of the sea that was heard in the Bible.
‘If it could only just, if it could only just,’ your lips said again and
again as you scooped,
in the hob-hot sand,
dungeons, garages, torture-chambers, train tunnels, arsenals,
hangars for zeppelins, witches' kitchens, vampires' parlours,
145 smugglers' cellars, trolls' grog-shops, sewers,
under the ponderous and cracking castle,
‘If it could only just be like this for ever and ever amen.’
August Monday all over the earth,
from Mumbles where the aunties grew
like ladies on a seaside tree to brown, bear-hugging Henty-land
150 and the turtled Ballantyne Islands.
‘Could donkeys go on the ice?’
‘Only if they got snowshoes.’
We snowshoed a meek, complaining donkey
and galloped him off in the wake
of the ten-foot-tall and Atlas-muscled Mounties,
155 rifled and pemmicanned, who always,
in the white Gold Rush wastes,
got their black-oathed-and-bearded Man.
‘Are there donkeys on desert islands?’
‘Only sort-of donkeys.’
‘What d'you mean, sort-of donkeys?’
160 ‘Native donkeys. They hunt things on them!’
‘Sort-of walruses and seals and things?’
‘Donkeys can't swim!’
‘These donkeys can. They swim like whales.
They swim like anything, they swim like __’
165 ‘Liar.’
‘Liar yourself.’
And two small boys fought fiercely and silently in the sand,
rolling together in a ball of legs and bottoms.
170 Then they went and saw the pierrots, or bought vanilla ices.
Lolling or larrikin [sic] that unsoiled,
boiling beauty of a common day,
great gods with their braces over their vests
sang, spat pips, puffed smoke at wasps, gulped and ogled, forgot
the rent, embraced, posed for the dicky-bird, were coarse,
had rainbow coloured
175 armpits, winked, belched, blamed the radishes,
looked at Ilfracombe, played hymns on paper-and-comb,
peeled bananas, scratched, found seaweed in their panamas,
blew up paper-bags and banged them, wished for nothing.
But over all the beautiful beach
180 I remember most the children playing, boys and girl
tumbling, moving jewels,
who might never be happy again.
And ‘happy as a sandboy’ is true as the common sun.
Dusk came down; or grew up out of the sands and the sea;or curled around us from the calling docks and the bloodily smoking sun.
185 The day was done, the sands brushed
and ruffled suddenly with a sea-broom of cold wind.
And we gathered together all the spades and buckets and towels,
empty hampers and bottles, umbrellas and fish-frails,
bats and balls and knitting, and we went – oh, listen, Dad! –
190 to the Fair in the dusk on the bald seaside field.
Fairs were no good in the day; then they were shoddy and tired;
the voices of hoop-la girls were crimped as elocutionists;
no cannon-ball could shake the roosting coco-nuts;
the gondolas mechanically repeated their sober lurch;
195 the Wall of Death was safe as a governess cart;
the wooden animals were waiting for the night.
But in the night, the hoop-la girls, like operatic crows,
croaked at the coming moon; whizz, whirl, and ten for a tanner,
the coco-nuts rained from their sawdust
like grouse from the Highland sky;
200 tipsy the griffin-prowed gondolas weaved on dizzy rails,
and the Wall of Death was a spinning rim of ruin,
and the neighing wooden horses took, to a haunting hunting tune, a thousand Becher's Brooks
as easily and breezily as hooved swallows.
Approaching, at dusk, the fair-field from the beach,
205 we scorched and gritty boys
heard above the belabouring of the batherless sea
the siren voices of the raucous, horsy barkers.
‘Roll up, roll up!’
In her tent and her rolls of flesh the Fattest Woman in the World
sat sewing her winter frock, another tent,
210 and fixed her little eyes, blackcurrants in blancmange,
on the skeletons who filed and sniggered by.
‘Roll up, roll up, roll up to see the Largest Rat on the Earth,
the Rover or Bonzo of vermin.’
Here scampered the smallest pony, like a Shetland shrew.
215 And here the ‘Most Intelligent Fleas’,
trained, reined, bridled, and bitted,
minutely cavorted in their glass corral.
Round galleries and shies and stalls, pennies were burning holes
in a hundred pockets.
Pale young men with larded hair and Valentino-black
side-whiskers, fags stuck to their lower lips,
squinted along their swivel-sighted rifles
220 and aimed at ping-pong balls dancing on fountains.
In knife-creased, silver-grey, skirt-like Oxford bags, and a
sleeveless, scarlet, zip-fastened shirt
with yellow horizontal stripes,
a collier at the strength-machine
spat on his hand, raised the hammer,
and brought it Thor-ing down. The bell rang for Blaina.
225 Outside his booth stood a bitten-eared
and barn-door chested pug
with a nose like a twisted swede and hair
that startled from his eyebrows and three teeth yellow as a camel's inviting any sportsman to sudden and sickening basting in the sandy ring or a quid
if he lasted round;
and wiry, cocky, bowlegged, coal-scarred, boozed sportsmen
230 by the dozen strutted in and reeled out;
and still those three teeth
remained, chipped and camel-yellow in the bored, teak face.
Draggled and stout-wanting mothers, with haphazard hats,
hostile hatpins, buns awry, bursting bags,
and children at their skirts
like pop-filled and jam-smeared limpets,
235 screamed, before distorting mirrors,
at their suddenly tapering
or tubular bodies and huge ballooning heads,
and the children gaily
bellowed at their own reflected bogies
withering and bulging in the glass.
Old men, smelling of Milford Haven in the rain, shuffled,
badgering and cadging, round the edges
of the swaggering crowd,
240 their only wares a handful of damp confetti.
A daring dash of schoolboys, safely, shoulder to shoulder,
with their fathers' trilbies cocked
at a desperate angle over one eye,
winked at and whistled after the procession
past the swings of two girls arm-in-arm:
always one pert and pretty, and always one with glasses.
245 Girls in skulled and cross-boned tunnels shrieked,
and were comforted.
Young men, heroic after pints,
stood up on the flying chairoplanes,
tousled, crimson, and against the rules.
Jaunty girls gave sailors sauce.
All the fun of the fair in the hot, bubbling night. The Man
250 in the sand-yellow moon over the hurdy of gurdies.
The swing-boats swimming to and fro like
slices of the moon.
Dragons and hippogriffs
at the prows of the gondolas breathing fire and Sousa.
Midnight round-about riders tantivying under the fairy-lights,
huntsmen on billygoats and zebras hallooing
under a circle of glow-worms.
255 And as we climbed home, up the gas-lit hill,
to the still house
over the mumbling bay, we heard the music die
and the voices drift
like sand. And we saw the lights of the fair fade.
And, at the far end of the seaside field, they lit their lamps,
one by one, in the caravans.
and ruffled suddenly with a sea-broom of cold wind.
And we gathered together all the spades and buckets and towels,
empty hampers and bottles, umbrellas and fish-frails,
bats and balls and knitting, and we went – oh, listen, Dad! –
190 to the Fair in the dusk on the bald seaside field.
Fairs were no good in the day; then they were shoddy and tired;
the voices of hoop-la girls were crimped as elocutionists;
no cannon-ball could shake the roosting coco-nuts;
the gondolas mechanically repeated their sober lurch;
195 the Wall of Death was safe as a governess cart;
the wooden animals were waiting for the night.
But in the night, the hoop-la girls, like operatic crows,
croaked at the coming moon; whizz, whirl, and ten for a tanner,
the coco-nuts rained from their sawdust
like grouse from the Highland sky;
200 tipsy the griffin-prowed gondolas weaved on dizzy rails,
and the Wall of Death was a spinning rim of ruin,
and the neighing wooden horses took, to a haunting hunting tune, a thousand Becher's Brooks
as easily and breezily as hooved swallows.
Approaching, at dusk, the fair-field from the beach,
205 we scorched and gritty boys
heard above the belabouring of the batherless sea
the siren voices of the raucous, horsy barkers.
‘Roll up, roll up!’
In her tent and her rolls of flesh the Fattest Woman in the World
sat sewing her winter frock, another tent,
210 and fixed her little eyes, blackcurrants in blancmange,
on the skeletons who filed and sniggered by.
‘Roll up, roll up, roll up to see the Largest Rat on the Earth,
the Rover or Bonzo of vermin.’
Here scampered the smallest pony, like a Shetland shrew.
215 And here the ‘Most Intelligent Fleas’,
trained, reined, bridled, and bitted,
minutely cavorted in their glass corral.
Round galleries and shies and stalls, pennies were burning holes
in a hundred pockets.
Pale young men with larded hair and Valentino-black
side-whiskers, fags stuck to their lower lips,
squinted along their swivel-sighted rifles
220 and aimed at ping-pong balls dancing on fountains.
In knife-creased, silver-grey, skirt-like Oxford bags, and a
sleeveless, scarlet, zip-fastened shirt
with yellow horizontal stripes,
a collier at the strength-machine
spat on his hand, raised the hammer,
and brought it Thor-ing down. The bell rang for Blaina.
225 Outside his booth stood a bitten-eared
and barn-door chested pug
with a nose like a twisted swede and hair
that startled from his eyebrows and three teeth yellow as a camel's inviting any sportsman to sudden and sickening basting in the sandy ring or a quid
if he lasted round;
and wiry, cocky, bowlegged, coal-scarred, boozed sportsmen
230 by the dozen strutted in and reeled out;
and still those three teeth
remained, chipped and camel-yellow in the bored, teak face.
Draggled and stout-wanting mothers, with haphazard hats,
hostile hatpins, buns awry, bursting bags,
and children at their skirts
like pop-filled and jam-smeared limpets,
235 screamed, before distorting mirrors,
at their suddenly tapering
or tubular bodies and huge ballooning heads,
and the children gaily
bellowed at their own reflected bogies
withering and bulging in the glass.
Old men, smelling of Milford Haven in the rain, shuffled,
badgering and cadging, round the edges
of the swaggering crowd,
240 their only wares a handful of damp confetti.
A daring dash of schoolboys, safely, shoulder to shoulder,
with their fathers' trilbies cocked
at a desperate angle over one eye,
winked at and whistled after the procession
past the swings of two girls arm-in-arm:
always one pert and pretty, and always one with glasses.
245 Girls in skulled and cross-boned tunnels shrieked,
and were comforted.
Young men, heroic after pints,
stood up on the flying chairoplanes,
tousled, crimson, and against the rules.
Jaunty girls gave sailors sauce.
All the fun of the fair in the hot, bubbling night. The Man
250 in the sand-yellow moon over the hurdy of gurdies.
The swing-boats swimming to and fro like
slices of the moon.
Dragons and hippogriffs
at the prows of the gondolas breathing fire and Sousa.
Midnight round-about riders tantivying under the fairy-lights,
huntsmen on billygoats and zebras hallooing
under a circle of glow-worms.
255 And as we climbed home, up the gas-lit hill,
to the still house
over the mumbling bay, we heard the music die
and the voices drift
like sand. And we saw the lights of the fair fade.
And, at the far end of the seaside field, they lit their lamps,
one by one, in the caravans.
Bron
Holiday Memory. A Story by Dylan Thomas, with illustrations by Meg Stevens, J.M. Dent & Sons Ltd., London, 1972, s.p.