De auteur (Roeselare, °1960) van deze blog is musicus (piano, orgel, koor), musicoloog (KULeuven, PhD 2014) en classicus (KULeuven, MA 1983, spec. Grieks, kandidaat PhD 2016 - ).
Beroepshalve geeft hij les (Latijn, Grieks, esthetica) aan het Klein Seminarie te Roeselare.
Naast freelancer als klavierbegeleider en muziekwetenschapper is hij lid van de Adriaen Willaert Stichting / Foundation (Roeselare) en van de Guido Gezellekring.

Op deze blog verken ik bij voorkeur domeinen van 'het onbesliste', i.h.b. deze waar ethiek & esthetiek, verhaal & wetenschap,
retoriek & filosofie elkaar kruisen.
Meer duiding hierover vindt de lezer op de introductiepagina van elk label.

wetenschappelijke bijdragen:

academia.edu




maandag 30 maart 2020

Shakespeare, Pyramus & Thisbe - declamatorische vertaling


William Shakespeare, A Midsummer Night’s Dream, Act 5, Scene 1
‘a very tragical mirth’: Pyramus & Thisbe



Pyramus, Thisbe, Muur, Maanlicht, Leeuw en Proloog komen op als in een mimespel.

PROLOOG
Edelen, wellicht heb je vragen rond dit spel.
Doe gerust, tot 't spel het zelf ál duid’lijk stelt.
Deze man is Pyrámus… je kent hem misschien,
En dit Trouwe Thisby… een schoonheid ongezien!
Deze kerel, vol mortel en leem, is Muur, een…
Wréde muur: hij scheidde twee verliefde buren.
Slechts door een spleet, och arme, konden zij beiden
Wederzijds fluisterend hun liefde belijden.
Dit heerschap, met lantaren, takkenbos en hond,
Is de Maneschijn, waaronder ’t drama plaatsvond.
Bij zijn licht wouden de minnaars spelemeien
Bij Ninus’ graf en samen, samen… vrijen.
Maar, dit akelige onding – ‘Leeuw’ heet het beest –
Joeg Trouwe Thisby weg, toen zij als allereerst’
Om middernacht er aankwam, of nee: schrikte z’af.
Weg vluchtend verloor zij haar mantel in haar draf,
en de leeuw veegd’ er zijn bebloede bakkes aan.
Aldra komt Pyramus, jong, rank, mooi aangedaan
En ziet Trouwe Thisby’s mantel verfrommeld
Waarop hij zijn dood-ziek ziedend hart vol  kommer
dapper doorboort met zijn zwaard, ‘t dood-zondige zwaard.
En Thisby, toevend in de moerbezielommer,
Zijgt neder op het zwaard en sterft. Tot hier mijn part.
Leeuw, Maan, Muur en Minnaars, ’t zal u allen lonen
hier te blijven om het uitgebreid te tonen.

(Exeunt Proloog, Thisbe, Muur en Leeuw)

THESEUS
Zeg nu niet dat ook die leeuw kan spreken.

DEMETRIUS
Ik zeg je, heer: als zovele  ezels ‘t kunnen, dan zeker één enkele leeuw.

MUUR
Het is mij een waar genoegen mee te delen
Dat ik – Snuit…, aangenaam! – voor u de Muur mag spelen
Het soort van muur dat – ’t is maar dat je ’t niet vergeet –
Voorzien was van een gapend gat, of noem het ‘spleet’,
Waardoor Pyramus en Thisbe, onze minnaars,
Meer dan dikwijls heimelijk smoesden met elkaar
Dat ik die Muur ben, is trouwens geen bedrog
Want dat bewijzen steen en leem en pleister toch?

En ziehier: dit is de spleet, van links… en van rechts,
Waardoor de bange liefjes konden… fluist’ren slechts.

THESEUS
Ken je kalk en haar die welbespraakter zijn?

DEMETRIUS
Nog nooit een scheidingsmuur zo pittig horen parlevinken, heer!

THESEUS
Stilte! Pyramus duikt op bij de muur.

(Pyramus komt op.)

PYRAMUS
O kwaad-ogende Nacht, o donk’re duisternis!
O Nacht die immer komt als Dag de deur uit is!
Ik vrees dat Thipsy haar afspraak vergat en jij,
En jij, o Muur, o allerliefste Muurtje fijn,
Die staat tussen haar vaders erf en die van mij,
Ja jij, o Muur, o zoet’ en allerliefste Muur,
Toon mij je gat, opdat ik er heel  even  door-gluur.

(Muur houdt de vingers in de lucht.)


PYRAMUS
Dank, hof’lijke Muur, nu sta j’ in Jupijns gunst
Maar ik zie dat geen Thisby te zien is. Jij kluns
Van een muur, waardoor ik geen glimp geluk aanschouw!
Een vloek kom’ over je stenen om jouw ontrouw.

THESEUS
Een muur met ellebogen moet nu terugvloeken, medunkt.

PYRAMUS
Neen, voorwaar, mijn heer, hij mag niet. ‘Ontrouw’ is Thisby’s signaalwoord. Zij komt zo op, en ik moet haar afspieden dóór de muur. Je zal het zien, geen seconde te laat.
Daar, van verre, komt zij aan.

(Thisbe komt op.)

THISBE
O Muur, zo vaak al aanhoorde je mijn wenen
Daar je Pyramus-mijn en mij uiteen drijft;
Dikwijls kusten mijn kersenlippen je stenen,
De stenen van je harig’ en lemige lijf.

PYRAMUS
Ik zie een stem! Ik ga gaan spieden bij de spleet
Om haar gezicht te kunnen horen. Thisbeetj’?

THISBE
O m’n lief! Bent jij het? Of ben ik bedrogen?

PYRAMUS
Bedrogen? Ben jij dan ooit door mij belogen?
Trouw als Limander zo lig ik aan uw voeten.

THISBE
En ik als Helena tot ’t Lot me doet boeten.

PYRAMUS
Nimmer smachtte Schafalus zozeer naar Procrus!

THISBE
En ik lust naar jou lijk Procus naar Schafalus!

PYRAMUS
Kus mij door dit vermaledijde gat, terstond!

THISBE
Maar, dan kus ik ’t gat van de muur en niet je mond!

PYRAMUS
Op naar Ninus’ graf! Waarom nog hier gebleven!

THISBE
Voorwaar, ik haast me dood, als liep ik voor mijn leven!

MUUR
Zo, het zit erop; mijn rol is afgelopen.
Gedaan met de muur, ’t Is tijd om hem te slopen.

(Exeunt Muur, Pyramus en Thisbe.)

THESEUS
Die muur tussen de buren: wat een afgang!

DEMETRIUS
Niets aan te doen, heer, als muren zomaar gretig staan te luistervinken.

HIPPOLYTA
Dit is het aller-idiootste dat ik ooit mocht aanhoren.

THESEUS
De besten in dit genre zijn slechts schimmen en de slechtsten, mits meer fantasie, niet schimmiger.

HIPPOLYTA
Mits jouw fantasie dan, niet de hunne.

THESEUS
Zo onze fantasie hen niet slechter beoordeelt als zij zichzelf, dan mogen zij doorgaan voor uitstekende lui. Kijk, daar komen twee nobele dieren op: een maan en een leeuw.

LEEUW
Gij, dames, gij, van wie het edel hart ’t begeeft
Bij ’t zien van ’t minuscuulste monstermuisje, beef,
Nu deze leeuw je wild, woest en woedend toebrult!
Al ben ik Schaaf, de timmerman  – schrik je geen bult –
Geen felle leeuw, geen wijfje zelfs, want zo ik even
Écht in ‘t strijdperk trad, ik zou ’t niet overleven!

THESEUS
Wat een zachtaardig beest! En zo gewetensvol!

DEMETRIUS
Hij haalt naar mijn ervaring, heer, het beste in een beest naar boven.

LYSANDER
Qua stamina is deze leeuw een echte vos!

THESEUS
Klopt, en qua gezond verstand een kieken.

DEMETRIUS
Kan niet, heer, gezond verstand wordt niet gevoed door stamina.
En het kieken voedt de vos.

THESEUS
En ik ga ervan uit dat gezond verstand zijn stamina niet voeden kan, daar het niet de vos is die het kieken voedt. Maar goed… laten we zijn gezond verstand maar oordelen, en nu ons gewillige oor lenen aan de maan.

MAAN
Deze lantaren stelt voor: de gehoornde maan.

DEMETRIUS
Hij had de horens op z’n kop moeten zetten.

THESEUS
Hij is een volle maan; zijn hoorns zijn opgegaan in ’t algehele halo.

MAAN
Deze lantaren stelt voor: de gehoornde Maan.
Ikzelf beeld uit: het Mannetj’ in de Maan.

THESEUS
Da’s nog de grootste flater van al! Die kerel hoort in die lantaren.
Hij is toch ’t Mannetje in de Maan?

DEMETRIUS
Hij durft niet; de  kaars heeft het niet op hem begrepen. Kijk: zij druipt al af.

HIPPOLYTA
Die maan werkt op mijn heupen; ik wou dat ie verduisterde!

THESEUS
Zo te zien is hij geen groot licht en nu al aan het tanen.
Maar laten we in alle rede en respect de tijd uitzitten.

LYSANDER
Vooruit, Maan, ga verder!

MAAN
Al wat ik te zeggen heb, is dit: deze lantaren is de maan; ik het Mannetj’ in de Maan;
deze takkenbos mijn takkenbos en deze hond mijn hond.

DEMETRIUS
Komaan! Dat hoort toch allemaal in die lantaren; dat alles zit toch in de Maan?
Afijn, daar komt Thisbe.

(Thisbe komt op.)

THISBE
Hier is Ouwe Ninus’ graf. Maar wáár is mijn lief?

(De leeuw brult. Thisbe rent van scene)

LEEUW
Ooh!

DEMETRIUS
Prachtig gebruld, Leeuw.

THESEUS
Prachtig gevlucht, Thisbe.

HIPPOLYTA
Prachtig geschenen, Maan. – Echt, zoals de maan nu schijnt: pure klasse.

THESEUS
Prachtig gemuisd, Leeuw!

(De verscheurt de mantel en gaat af.)

DEMETRIUS
En zo komt Pyramus…

LYSIAS
En gaat de leeuw.

(Pyramus komt op.)

PYRAMUS
Lieflijke Maan, ik dank u voor uw zonnig licht,
Voor uw glinst’rend, gouden en gracieus gezicht;
Dank je, Maan, dat ik, onder uw stralen toevend
Allertrouwste Thisbe’s aangezicht mag proeven.
               
                Maar wacht, – o, sidder!
                Maar wat; – arme ridder
Wat een trieste treurnis, zie…
                Mijn ogen, o wee, kijk
                Dit kent geen verg’lijk
Potvoldrop, o potverdrie
                Je mantel zo zoet
                Bezoedeld met bloed!
Krijs, o Furiën, in koor
                Kom, o Noodlot, gauw
                Kaard, spin, weef en houw
Terstond mijn levensdraad door!

THESEUS
Die hartstocht!
De dood van een dierbare brengt een mens ei zo na uit zijn humeur.

HIPPOLYTA
De drommel hale me; ‘k heb meelij met hem!

PYRAMUS
O Natuur, heeft jou ooit iemand om een leeuw gevraagd?
Zo’n gore leeuw is ’t immers die mijn minnares verkrachtte:
Zij is, nee nee, zij wás mijn allerliefste maagd;
Zij, die leefd’ en liefhad; zij die lustig lachte!
                Kom, mijn tranen, vloei;
                Kom, mijn zwaard, verschroei
Van pijn Pyramus’ borst
                Links, waar het herte huppelt
                Mijn bloed, zie hoe het druppelt
                Dra ben ik mors-, mors-, mors-, mors-
                                Dood, dra is ’t gedaan
                                Dra ga ik eraan
                En vindt mijn ziel nu soelaas;
                                Stem, doof uw licht,
                                Maan, zwijg, verzwicht:
                De teerling is geworpen, mijn laatste… helaas.

(Pyramus sterft. Maan gaat af.)

DEMETRIUS
Wat wierp ie? Een één toch, één-zaam als ’t ie achterbleef?

LYSANDER
Minder dan een één, man, want zijn spel is uit.

THESEUS
Tja, hoge ogen gooid’ ie niet. Maar, misschien, als een dokter hem oplapt…

HIPPOLYTA
Hé, waarom is Maanlicht er vandoor?
Thisbe moet nog op om haar vrijer te vinden.

LYSANDER
Zij vindt hem wel bij ’t licht van de sterren. – Daar komt ze.
Haar klaagzang is ’t slot van de klucht.

HIPPOLYTA
Hopelijk maakt ze ’t niet te lang. Voor zo’n Pyramus zou ik het kort houden.

DEMETRIUS
Het kleinste detail kan de balans doen overslaan.
Wie is de beste: Thisbe of Pyramus?

LYSANDER
Zij zat hem allang te bespieden met die zwoele blik van haar…

DEMETRIUS
… en lamenteert, videlicet:

THISBE
                In dromenland, mijn lief?
                Of dood, mijn hartendief?
O Pyramus, sta op, sta recht!     
                Spreek, spreek of zijt ge stom
                ’t is net alsof een tomb’
Op jouw ogen is gelegd.

                Die brauwen lelieblank;
                Die dottergele wang,
En dan die ogen groen als prei,
                Die kersenrode neus:
                Alles weg! Hoe onheus!
Minnevrienden, treurt met mij!

                Wilt nu, Schikgodinnen,
                Ook met mij beginnen;
Doopt uw handen, wit als sneeuw,
                Doop ze in het bloed, daar
                Gij met de botte schaar
Zijn zijden draad doorsneed.

                Zwijg nu, mijn tong, geen woord,
                Hoogedel zwaard, doorboor
Mij met scherpe kling de schoot;
                Mijn vrienden, ’t is gebeurd!
                Adieu, adieu en treurt,
Treurt nu ook om Thisbe’s dood!

THESEUS
Leeuw en Maneschijn blijven over om de doden te begraven.

DEMETRIUS
Klopt! En ook de Muur.

SPOEL
Nee, hoor. Ik verzeker je: de muur die hun vaders scheidde, is met de grond gelijk gemaakt.
Willen jullie een epiloog zien, of liever luisteren naar een Bergamasque, gedanst door twee van onze spelers?

THESEUS
Ik smeek je: geen epiloog.
Want jullie stuk behoeft geen verantwoording.
Verantwoord je nooit, want als alle acteurs dood zijn, hoeft niemand zich nog te verdedigen. Waarlijk, als degene die dit schreef Pyramus had gespeeld en zich opgehangen aan Thisbe’s kousenband, dan was dit een prima tragedie geworden.
En, bij nader toezien, is het dat ook, dankzij het opmerkelijke spel.
Maar goed, schrap de epiloog en laat maar komen, die Bergamasque.



FINIS