De auteur (Roeselare, °1960) van deze blog is musicus (piano, orgel, koor), musicoloog (KULeuven, PhD 2014) en classicus (KULeuven, MA 1983, spec. Grieks, kandidaat PhD 2016 - ).
Beroepshalve geeft hij les (Latijn, Grieks, esthetica) aan het Klein Seminarie te Roeselare.
Naast freelancer als klavierbegeleider en muziekwetenschapper is hij lid van de Adriaen Willaert Stichting / Foundation (Roeselare) en van de Guido Gezellekring.

Op deze blog verken ik bij voorkeur domeinen van 'het onbesliste', i.h.b. deze waar ethiek & esthetiek, verhaal & wetenschap,
retoriek & filosofie elkaar kruisen.
Meer duiding hierover vindt de lezer op de introductiepagina van elk label.

wetenschappelijke bijdragen:

academia.edu




maandag 8 december 2014

Watch out… Tibullus is screeching!

... Leterme opening our eyes and ears


1. ‘Calligraphic hermeneutics’: a layman’s attempt
2. Yves Leterme, Litterae (2014)
3. The musician’s touch in gestural writing



1. ‘Calligraphic hermeneutics’: a layman’s attempt
After displaying the card, I allow myself five seconds for a first impression. I see: contrast. From top right to bottom left: foreground, order, capitals, print-like typeface. Colouring: likewise. A struggle for supremacy between ominous black and repulsive brown against an ashen and salty background. General impression: This is bad news! From seeing to watching: must be possible within 10 seconds. I am looking at… two distinct letter worlds. Visually dominant, the black field forces me to start from the upper-right corner. Opposite to the natural reading order, that is. Vertically downwards, an arrow directs my eye along different kinds of fonts. I eventually arrive at what might be a word, in a dark brown colour. In one and the same font this time. For sure, this letter group wants to make something clear! Whatever it may be, the message certainly exceeds the 21” x 15” margins. 

dinsdag 11 november 2014

A reflection on the (un)reliability of music aesthetical judgement


M.-A. TURNAGE, Passchendaele (creation) 
Bruges 14/10, Birmingham 2/11


1. Mark-Anthony Turnage, Passchendaele (2013)
2. The semantic indeterminacy of abstract music
3. The aesthetic appreciation of premieres
4. Precognition and perception


Paul NASH, The Ypres Salient at Night (1918)

On the 14th of October 2014, Concertgebouw Brugge (Bruges) held its opening concert of GoneWest (the provincial commemoration of the Great War) with an all-English orchestral program. Under the baton of Nicholas Collon, Philharmonia Orchestra London played Edward Elgar’s Cello Concerto, Ralph Vaughan Williams’s A Pastoral Symphony and the world creation of the commission work Passchendaele by Mark-Anthony Turnage. On the 2nd of November the latter work enjoyed its UK premiere in the Birmingham Symphony Hall. On this occasion Ben Gernon directed the CBSO Youth Orchestra, which is celebrating its 10 anniversary this year.[1] Not unimportant for my exposition is that this ensemble and another youth orchestra from California are co-commissioners of the work, together with Bruges.[2] In this blog post I will focus on the Bruges premiere. It’s not a review that we have in mind, or at least not a ‘re-view’ in the traditional sense. Rather than an evaluation (objective value judgement) of the composition and its performance, I will take my individual interpretation and appreciation (subjective value judgement) as a starting-point for a reflection on the aesthetical experience of premieres, its prospective stage in particular. Therefore a difference has to be made between the intrinsic qualities of the piece, the way it appealed to me and the way the audience reacted, once more, according to my assessment. This explains at the same time why I waited to put it online until after the Birmingham concert: I was hoping for a review with which to confront my opinion.

zaterdag 18 oktober 2014

Tibullus spreekt krasse taal

Leterme legt ons oog te luisteren…


1. Een oefening in ‘kalligrafische hermeneutiek’
2. Yves Leterme, Litterae (2014)
3. Gestural writing als quasi muzikaal gebaar


1. Een oefening in ‘kalligrafische hermeneutiek’ 
Ik positioneer de kunstkaart en geef me vijf seconden voor een eerste impressie. Ik zie: contrast. Van rechtsboven naar linksonder: voorgrond, orde, drukletters, kapitalen. Van linksboven naar rechtsonder: achtergrond, chaos, gekras en kraaiepoten. Coloriet: idem. Een gevecht om de suprematie tussen onzalig zwart en een bruin van de onverkwikkelijke soort, dit alles tegen een kille achtergrond van wit-grijstinten.  Algemene indruk? Hier is iets niet pluis. Bad news! 
Van zien naar kijken: moet kunnen in 10 seconden. Ik kijk aan tegen…

vrijdag 10 oktober 2014

Lamenti voor de Groote Oorlog (di. 14 oktober, Concertgebouw Brugge)

Elgar, Vaughan Williams, Turnage… maar geen Bridge


1. Inleiding
2. Elgar & Vaughan Williams!
3. Great War, Great composers
4. Turnage… geen Bridge
5. Lamenti na een grote oorlog


1. Inleiding 

Ik zie erg uit naar het evenement waarmee Concertgebouw Brugge zijn herdenkingsproject WOI opstart. Dinsdag aanstaande brengt Philharmonia Orchestra London o.l.v. Nicholas Collon het Cello Concerto in E minor (Op. 85, 1919) van Edward Elgar en A Pastoral Symphony (Symphony #3, 1921/1922) van Ralph Vaughan Williams. Daarnaast is er de wereldcreatie van Passchendaele (2013), een kort orkestwerk van Mark-Anthony Turnage, gecomponeerd in opdracht van het Concertgebouw. Over het laatste werk valt nog niet veel te zeggen. Ik wacht benieuwd af. Een post met mijn impressies volgt. Alvorens de componist ervan te situeren, wil ik vooral enkele muziekhistorische kanttekeningen maken bij twee zinnetjes uit de aankondiging in de programmagids: “Edward Elgar en Ralph Vaughan Williams overleefden de oorlog en dat liet zijn sporen na in hun latere composities. (…) In beide werken weerklinken de desillusie en wanhoop van de oorlogsstrijd.” Misschien verrijkt een en ander de luisterervaring van deze meer gedateerde werken, d.i. als hoogstpersoonlijke getuigenissen van hun tijd.
Elgar en Vaughan Williams staan volkomen terecht op één affiche, alleen al daar zij muziekhistorisch onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Onlosmakelijk omdat ze in hun verwantschap én individualiteit de boegbeelden zijn van de revival die de Britse kunstmuziek tussen pakweg 1870 en het interbellum doorgemaakt heeft. Deze revival staat bekend onder de ietwat verwarrende naam English Musical Renaissance. We zetten enkele relevante gelijkenissen en verschillen tussen beide figuren op een rijtje.

zaterdag 4 oktober 2014

Intro - M

Kiezen voor een blog is kiezen voor een individuele invalshoek, een breed maar geïnteresseerd lezerspubliek en de actualiteit als richtsnoer. Wanneer een musicoloog naast les, lezing en wetenschappelijke publicatie (ook) voor deze communicatie kiest, houdt dit een positionering in binnen het werkterrein. Om te duiden welke positie ik mezelf toebedeel, start ik met een schets van dat musicologische landschap, geciteerd uit een conferentieverslag. Ik plaats hierbij vijf relevante inzichten in reliëf.

Op 1 december 2008 ontving [Kunstencentrum] Flagey de jaarlijkse Staten-Generaal van de Klassieke Muziek (een initiatief van Muziekcentrum Vlaanderen), een ideaal trefpunt voor wie collega’s wil ontmoeten of toekomstplannen wil maken. (…) In de namiddag bogen musicologen en musici zich over de rol die musicologische kennis kan spelen in het muziekleven. (…)

vrijdag 12 september 2014

Intro - I


De accenten die ik wil leggen in mijn posts over muziek en literatuur verraden een grote interesse voor taal als communicatiemiddel én cultuurdrager. Vandaar mijn haat-liefdeverhouding t.o.v. het multimediale wonder dat zich al enkele decennia voltrekt. Zo opgetogen als we allen zijn voor de katalyserende impact van de digitale technologie op het democratisch bewustzijn en de intellectuele ontvoogding, zo bezorgd zouden we moeten zijn voor de postmoderne dimensie die McLohans fameuze uitspraak “the medium is the message” (1964) vandaag aanneemt. Vooral in de journalistiek merk ik  – en ik niet alleen –  hoe het soort van vrijheid, waarvan zij zich tegelijk als moeder en dochter opwerpt, zelf steeds vaker onvrijheid genereert door te capituleren voor een retoriek van het voldongen feit. Meer dan 25 jaar geleden al, schreef Paul Thoen, mijn oudleraar klassieke talen, hierover:

Intro - L


Voor liefhebbers van poëzie, proza en theater zijn blogs een handig medium: je leert er nieuwe gedichten, verhalen of toneelstukken kennen en je kan er zelf je leesontdekkingen en -ontgoochelingen in kwijt. Het label ‘literatuur’ van mijn blog beantwoordt hieraan slechts in heel minieme mate. Ik wil het als (klassiek) filoloog veeleer hebben over de act van het schrijven en lezen, over de tekst als ontmoeting en over de relatie van de letteren met de overige kunstvormen. Ik voel me hierbij in het bijzonder aangesproken door de narratologische hermeneutiek van Paul Ricœur, waarvan de grondslag ten dele wordt beschreven in volgende boekpassage: