De auteur (Roeselare, °1960) van deze blog is musicus (piano, orgel, koor), musicoloog (KULeuven, PhD 2014) en classicus (KULeuven, MA 1983, spec. Grieks, kandidaat PhD 2016 - ).
Beroepshalve geeft hij les (Latijn, Grieks, esthetica) aan het Klein Seminarie te Roeselare.
Naast freelancer als klavierbegeleider en muziekwetenschapper is hij lid van de Adriaen Willaert Stichting / Foundation (Roeselare) en van de Guido Gezellekring.

Op deze blog verken ik bij voorkeur domeinen van 'het onbesliste', i.h.b. deze waar ethiek & esthetiek, verhaal & wetenschap,
retoriek & filosofie elkaar kruisen.
Meer duiding hierover vindt de lezer op de introductiepagina van elk label.

wetenschappelijke bijdragen:

academia.edu




donderdag 5 november 2015

Phasmatodie



Phasmatodie

Wanneer ik onder sterren ga
en rond mij een verlangen daast,
wil ik ontleven 
en schreeuw ik tot niemand het hoort:
“Geef me mijn lijk terug!”

Onderga ik deze hemel
dan verkrampen lijf & leden
tot een wandelende tak,
versteld
van de bladeren die hij verloor.

Als dusdanig
schrijf ik mezelf ten dode op.
Tijdelijk. Verongelijkt.
Maar zelden zo verlost.

2 november 2015

maandag 4 mei 2015

Elgar, The Kingdom: is er niets beters?

Zwanenzang van het victoriaanse oratorium

 

Als hallmarks van zijn concertprogramma koos Concertgebouw Brugge dit seizoen voor een ‘Focus Purcell’ en een ‘Focus Elgar’. Op vrijdag 24 april was van deze laatste, na het concerto en de kamermuziek, het oratorium aan de beurt. deFilharmonie en het Groot Omroepkoor brachten, samen met vier solisten, een integrale van Edward Elgars The Kingdom (Op. 51). Thema: het wedervaren van de apostelen en Jezus’ naasten in de Pinksterdagen; in concreto: de fundering van de joods-christelijke kerk. Zaterdag en zondag volgden uitvoeringen in deSingel te Antwerpen. (Een eerste uitvoering vond al plaats op 3 april in Tivoli Vredenburg te Utrecht.) Voor info over de musici verwijzen we naar de website van deFilharmonie ofte Royal Flemish Philharmonic. 


                               

Na jarenlange studie van de victoriaanse en edwardiaanse kunstmuziek besluipt mij telkens weer een zeker verantwoordelijkheidsgevoel wanneer ik iets uit die tijd geprogrammeerd zie. Alsof ik het in bescherming moet nemen. Nu ook weer met The Kingdom. Het oratorium is beslist meer dan de moeite van het uitvoeren en het beluisteren waard, maar het staat nu ook weer niet geboekstaafd als een onbetwist meesterwerk. Ik hoor sommigen al kreunen: Is er niets beters? Is dit nog van deze tijd?  

Op academia.edu heb ik zopas een kritische beschrijving van het werk gepost, die de per definitie bondige (muziek)historische duiding van een programmatekst of concertinleiding substantieel wil uitbreiden. Deze bijdrage is dan ook bestemd voor de geïnteresseerde muziekliefhebber die het werk na een eerste beluistering wat beter wil leren kennen.

Mijn werkstuk heeft twee delen. Eerst gaan we uitgebreid in op het concept en de opbouw van het werk. Daarna worden een aantal aandachtspunten behandeld, die een eerste kennismaking van misvattingen kan behoeden en een meer attentieve beluistering kunnen verrijken. Als uitgangspunt, houvast en leidraad voor deze contextualisering, evaluatie en appreciatie gebruik ik de korte duiding op de website van het Vlaams Omroepkoor


woensdag 21 januari 2015

John Cage, 4'33". Een Nederlandstalige studie





In het laatste jaar van mijn opleiding musicologie aan de KU Leuven had ik het geluk te participeren in een reeks colleges rond het veelzijdige oeuvre van de Amerikaanse avant-garde componist John Cage (1912-1992). Teneinde diens uiteenlopende compositietechnieken en hun achterliggende filosofie te leren kennen was er niet alleen de onbetwiste expertise van professor Mark Delaere, die deze vroegochtendlijke sessies leidde, en van de occasionele gastspreker die hij daarop uitnodigde. Elke deelnemer kreeg ook de opdracht vanuit een specifieke compositie een van Cages muzikale praktijken toe te lichten, enerzijds in een gedocumenteerde spreekbeurt, anderzijds in een korte scriptie.
Veeleer esthetisch dan analytisch georiënteerd, legde ik meteen beslag op het epoche-makende 4'33" (1952). Mogelijk lieten mijn heel wat jongere medestudenten het werk bewust links liggen, omdat het op louter muzikaal vlak niet de minste uitdaging vormt en de vakliteratuur terzake niet te overzien is. Voor de leraar beeld- en muziekesthetica die ik toen al was, had een grondige studie van 4'33" daartegenover wel een zinvol perspectief. De conceptie ervan is immers ook voor de muzikaal dilettante scholier afdoende bevattelijk om de ideologie van het naoorlogse modernisme (als onderscheiden van de vooroorlogse moderniteit) te helpen begrijpen. 

Welnu: even melden dat ik het resultaat van mijn 'studie' nogmaals heb nagekeken en goed bevonden voor publicatie op academia.edu. Je vindt het onder de titel John Cage, 4'33": een crux in de 20ste-eeuwse muziekgeschiedenis. Nader beschouwd zijn er vier redenen waarom ik het aan het internet toevertrouw.

1. Het resultaat van mijn exploratie een 'studie' noemen, is wat pretentieus: ik had niets toe te voegen aan wat al over dit zgn. 'silent piece'  geschreven en gezegd is. De waarde van mijn bijdrage ligt allereerst in het feit dat zij in het Nederlands gesteld is. Van 2006, toen ik mijn werkstuk indiende, tot op vandaag zijn op het internet nog steeds hoofdzakelijk Engelstalige commentaren te vinden, met The Sounds of Silence (2002) Larry J.  Solomon als meest exhaustieve. (Het betrof destijds overigens mijn belangrijkste e-source. Verder is er wel een Nederlands(talig)e analyse van de timing door Bram Van Camp.)

2. Het samenvoegen van de scriptie en de documentatie van de spreekbeurt geeft m.i. een vrij volledig beeld van de ontstaansgeschiedenis, realisatie en compositietechnische context. De lezer zal er geen informatie vinden over de uitvoeringsmodaliteit, Nachleben en receptiegeschiedenis van 4'33". Daarvoor en voor illustraties is hij/zij op Solomon aangewezen.

3. Cages 4'33" wordt vanuit niet-muzikale hoek vaak misbegrepen. Ook in handboeken. Zo wordt het vaak ten onrechte als een (school)voorbeeld van conceptualisme opgevoerd. Het vertoog waarin mijn tekst opgesteld is, houdt het midden tussen het muziekwetenschappelijke en het cultuurhistorische. Hopelijk weet ik hiermee de tussenschotten, die muziek van andere kunstvormen scheiden, op zijn minst transparanter te maken. Dit kan op zijn beurt bijdragen tot een meer gefundeerde benadering van het werk in, bijvoorbeeld, de lessen esthetica. 

4. Dit icon van muzikaal iconoclasme kan ten slotte niet onvermeld blijven op een blog die de domeinen van het onbesliste als focus heeft. Desondanks weiger ik deze delicate materie te behandelen met de populair-wetenschappelijke (v)luchtigheid die dit soort van blogs nu eenmaal eigen is. Met het woord 'delicaat' alludeer ik op neiging om 4'33" en het werk van Cage & geestesgenoten in het algemeen dezelfde vrijblijvend-ironische attitudes toe te dichten die het huidige postmodernisme kenmerken. Als was het maar wat spielereien. Een van de belangrijke lessen die ik destijds uit genoemde colleges trok, was doorheen het experimentele spel van het naoorlogse modernisme de provocerende ernst te zien, de roeping a.h.w. om de grenzen van het conventionele te doorbreken en te verlaten, op zoek naar ongeziene en 'ongehoorde' sensaties. Vooral de connectie (en schatplichtigheid) van Cages concept aan dat van Robert Rauschenbergs White Painting (1951) maakt duidelijk hoezeer beide soul mates aangezet hebben tot het nadenken over de essentie van resp. auditieve en visuele perceptie.

zondag 11 januari 2015

Jef Cassiers' Xenon: het stripverhaal dat niet mocht zijn

E-memento voor Guido Malisse, mijn broer
(Roeselare, 1957 - Gent, 1992)


Al na de eerste week kon mijn wintervakantie niet meer stuk. Met dank aan de canvasreeks Alleen Elvis blijft bestaan. Klaar voor een trip naar Budapest, konden we nog net de aflevering zien rond en met Guy Mortier, gewezen hoofdredacteur van Humo (19-12-2014). Bij onze thuiskomst was het de beurt aan Guy Cassiers, artistiek directeur van het Antwerpse Toneelhuis (26-12-2014). Tussen beide afleveringen in viel kerstdag: ooit de verjaardag van mijn broer Guido, nu zijn herdenkingsdag. De twee Guy's voerden mij terug naar de tijd dat mijn naamverwante broer nog leefde en potten brak als graficus en decorontwerper. Toen hij stierf, was de notie 'www' pas twee jaar oud. Met dit 'e-memento' wens ik hem alsnog een tweede leven op het internet.

Zowat alles aan Guy Mortiers vertoog rond 'zijn' weekblad zorgde ervoor, dat niet alleen mijn echtgenote maar ook mijn broer naar Boedapest meereisde. Dankzij Guido was den'umo, naast de VPRO, een van de vensters die mijn puberale kijk op de wereld verruimd hebben. Ik kwam al vaker tot de beklemmende vaststelling dat mijn haat-liefdeverhouding t.o.v. het blad in een quasi pathologisch verband staat met de complexe en naderhand getroebleerde relatie tussen hem en mij. Een proces dat beslist een analyse verdient in het licht van onze immedi(t)aties-rubriek. Maar niet in deze blogpost. Hier wil ik het enkel hebben over Guido's artistieke verdiensten. Door de jaren gekortwiekt, fladderen zijn naam & faam vandaag nog hooguit rond in de herinnering van enkele dierbaren. Welnu, hier mogen zij een eerste keer de vleugels uitslaan in cyber-space. Het begin, misschien, van een langere vlucht. 



Guido Malisse in 1990. Met excuses aan fotograaf Stefaan Beel voor de minderwaardige scan.

Guido werd geboren in Roeselare, zesde in rij en drie jaar ouder. (Ik was de jongste.)