Zwanenzang van het victoriaanse oratorium
Als
hallmarks van zijn concertprogramma koos
Concertgebouw Brugge dit seizoen voor een ‘Focus Purcell’ en een ‘Focus
Elgar’. Op vrijdag 24 april was van deze laatste, na het concerto en de kamermuziek, het
oratorium aan de beurt. deFilharmonie en het Groot Omroepkoor brachten, samen met vier
solisten, een integrale van Edward Elgars The Kingdom
(Op. 51). Thema: het wedervaren van de apostelen en Jezus’ naasten in de
Pinksterdagen; in concreto: de fundering
van de joods-christelijke kerk. Zaterdag en zondag volgden uitvoeringen in deSingel te Antwerpen.
(Een eerste uitvoering vond al plaats op 3 april in Tivoli Vredenburg te Utrecht.) Voor info over de musici verwijzen we naar de website van deFilharmonie ofte Royal
Flemish Philharmonic.
Na jarenlange studie van de victoriaanse en edwardiaanse kunstmuziek besluipt mij telkens weer een zeker verantwoordelijkheidsgevoel wanneer ik iets uit die tijd geprogrammeerd zie. Alsof ik het in bescherming moet nemen. Nu ook weer met The Kingdom. Het oratorium is beslist meer dan de moeite van het uitvoeren en het beluisteren waard, maar het staat nu ook weer niet geboekstaafd als een onbetwist meesterwerk. Ik hoor sommigen al kreunen: Is er niets beters? Is dit nog van deze tijd?
Op academia.edu heb ik zopas een kritische beschrijving van het werk gepost, die de per definitie bondige (muziek)historische duiding van een programmatekst of concertinleiding substantieel wil uitbreiden. Deze bijdrage is dan ook bestemd voor de geïnteresseerde muziekliefhebber die het werk na een eerste beluistering wat beter wil leren kennen.
Mijn werkstuk heeft twee delen. Eerst gaan we uitgebreid in op het concept en de opbouw van het werk. Daarna worden een aantal aandachtspunten behandeld, die een eerste kennismaking van misvattingen kan behoeden en een meer attentieve beluistering kunnen verrijken. Als uitgangspunt, houvast en leidraad voor deze contextualisering, evaluatie en appreciatie gebruik ik de korte duiding op de website van het Vlaams Omroepkoor.
Na jarenlange studie van de victoriaanse en edwardiaanse kunstmuziek besluipt mij telkens weer een zeker verantwoordelijkheidsgevoel wanneer ik iets uit die tijd geprogrammeerd zie. Alsof ik het in bescherming moet nemen. Nu ook weer met The Kingdom. Het oratorium is beslist meer dan de moeite van het uitvoeren en het beluisteren waard, maar het staat nu ook weer niet geboekstaafd als een onbetwist meesterwerk. Ik hoor sommigen al kreunen: Is er niets beters? Is dit nog van deze tijd?
Op academia.edu heb ik zopas een kritische beschrijving van het werk gepost, die de per definitie bondige (muziek)historische duiding van een programmatekst of concertinleiding substantieel wil uitbreiden. Deze bijdrage is dan ook bestemd voor de geïnteresseerde muziekliefhebber die het werk na een eerste beluistering wat beter wil leren kennen.
Mijn werkstuk heeft twee delen. Eerst gaan we uitgebreid in op het concept en de opbouw van het werk. Daarna worden een aantal aandachtspunten behandeld, die een eerste kennismaking van misvattingen kan behoeden en een meer attentieve beluistering kunnen verrijken. Als uitgangspunt, houvast en leidraad voor deze contextualisering, evaluatie en appreciatie gebruik ik de korte duiding op de website van het Vlaams Omroepkoor.