De auteur (Roeselare, °1960) van deze blog is musicus (piano, orgel, koor), musicoloog (KULeuven, PhD 2014) en classicus (KULeuven, MA 1983, spec. Grieks, kandidaat PhD 2016 - ).
Beroepshalve geeft hij les (Latijn, Grieks, esthetica) aan het Klein Seminarie te Roeselare.
Naast freelancer als klavierbegeleider en muziekwetenschapper is hij lid van de Adriaen Willaert Stichting / Foundation (Roeselare) en van de Guido Gezellekring.

Op deze blog verken ik bij voorkeur domeinen van 'het onbesliste', i.h.b. deze waar ethiek & esthetiek, verhaal & wetenschap,
retoriek & filosofie elkaar kruisen.
Meer duiding hierover vindt de lezer op de introductiepagina van elk label.

wetenschappelijke bijdragen:

academia.edu




vrijdag 12 september 2014

Intro - I


De accenten die ik wil leggen in mijn posts over muziek en literatuur verraden een grote interesse voor taal als communicatiemiddel én cultuurdrager. Vandaar mijn haat-liefdeverhouding t.o.v. het multimediale wonder dat zich al enkele decennia voltrekt. Zo opgetogen als we allen zijn voor de katalyserende impact van de digitale technologie op het democratisch bewustzijn en de intellectuele ontvoogding, zo bezorgd zouden we moeten zijn voor de postmoderne dimensie die McLohans fameuze uitspraak “the medium is the message” (1964) vandaag aanneemt. Vooral in de journalistiek merk ik  – en ik niet alleen –  hoe het soort van vrijheid, waarvan zij zich tegelijk als moeder en dochter opwerpt, zelf steeds vaker onvrijheid genereert door te capituleren voor een retoriek van het voldongen feit. Meer dan 25 jaar geleden al, schreef Paul Thoen, mijn oudleraar klassieke talen, hierover:


Taal sticht relatie, gemeenschap en cultuur; zij is het huis waarin wij wonen, het element waarvan wij leven, maar vaak ook een verbergende nevel en een dodelijk gif. (…)
Het fenomeen retoriek biedt een uiterst geschikte toegang, om door te stoten tot een veel ruimer en intenser contact met cultuur en menselijke conditie. Individualisme en rationalisme zijn daar slechts één modus van binnen een veel breder spectrum van rationaliteit. In die rijkere betekenis blijkt cultuur een zich telkens weer vernieuwende poging te zijn om spanningen als gegevenheid en vrijheid, ander en eigen, taal en weten… te doorleven en vorm te geven. In een dergelijk perspectief treden antieke cultuur en actuele problematiek onmiddellijk met elkaar in gesprek. Retoriek is traditie en actualiteit, omdat ze onze bestaansconditie als talig wezen zelf betreft. (…)
Als er misbruik van de taalpraxis voorkomt, helpt het niet er devoot de ogen voor te sluiten en zich terug te trekken in de waan dat men er kan aan ontsnappen. De enige goede reactie is in eerste instantie er een vergelijkbare weerbaarheid tegen in het gelid te brengen. Tegen retoriek is immers alleen het wapen van de retoriek opgewassen, althans in een eerste moment. (…)
Onze realistische en rationalistische cultuur droomt ervan de taal stil te leggen. Misschien is dat de gevaarlijkste illusie. Een verdrongen taal (overwoekerd door categorieën als evidentie, noodzaak, natuur…) wordt eerst echt gewelddadig: ziek, pervers, werkzaam in het beneden-bewuste van individu en collectiviteit, extreem manipuleerbaar, want niet weerbaar. De schijnbare orde die dan ontstaat is krampachtig, hypocriet, hallucinant, bron van niet te weerstaan geweld. (…)
Aristoteles houdt voor dat wetenschap en filosofie gaan over het noodzakelijke, dialectiek en retoriek over het onbesliste. Nu is heel het probleem wát ons bestaan in de eerste plaats is. Iets dat verloopt volgens het noodzakelijke? Of iets wat zich bevindt in de sfeer van het onbesliste en onvoorspelbare, m.a.w. van de vrijheid?

Paul Thoen, Retoriek tegen wil en dank. Een denkoefening bij de dood/revival van de retoriek. In: Handelingen XLII der Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Brussel, 1988, pp. 165-187 (passim).