De auteur (Roeselare, °1960) van deze blog is musicus (piano, orgel, koor), musicoloog (KULeuven, PhD 2014) en classicus (KULeuven, MA 1983, spec. Grieks, kandidaat PhD 2016 - ).
Beroepshalve geeft hij les (Latijn, Grieks, esthetica) aan het Klein Seminarie te Roeselare.
Naast freelancer als klavierbegeleider en muziekwetenschapper is hij lid van de Adriaen Willaert Stichting / Foundation (Roeselare) en van de Guido Gezellekring.

Op deze blog verken ik bij voorkeur domeinen van 'het onbesliste', i.h.b. deze waar ethiek & esthetiek, verhaal & wetenschap,
retoriek & filosofie elkaar kruisen.
Meer duiding hierover vindt de lezer op de introductiepagina van elk label.

wetenschappelijke bijdragen:

academia.edu




zaterdag 27 oktober 2018

Poem in October / Gedicht in oktober


Dylan Thomas (°27 oktober 1914) - English verse

Op 27 oktober zou Dylan Thomas 104 jaar geworden zijn. Vijfenzestig jaar geleden, op 9 november 1953, stierf hij, tijdens een tournee in de Verenigde Staten. Ver van West-Wales dat, aldus zijn biograaf Paul Ferris, “imprinted on him as a child, provoked him to write.”  Oud worden zat er niet in voor deze alcoholverslaafde poëet. Was het daarom dat verjaardagen hem geregeld naar de pen deden grijpen? In 1938 dichtte hij Twenty-Four Years, in 1951 verscheen Poem on His Birthday en, tussenin, inspireerde zijn dertigste verjaardag tot Poem in October (1944). Hieronder de recentste van de twee vertalingen die ik maakte. Voor de tweede versie, een inleiding over genese & context en wat duiding bij vorm, genre en vertoog, zie: academia.edu.

Ziehier alvast de inhoudstafel:

1. Deaths and Entrances: genese
2. Poem in October & Fern Hill
3. Blaen Cwn… of all places
4. Grote & kleine vorm (met Engelse tekst)
5. Lyrisch of episch-lyrisch?
6. Nabeschouwing
7. Twee vertalingen
8. Bibliografie






         Mijn dertigste stap naar de hemel                              
Ontwaak bij het horen uit haven en nabij-heide
         En mosselbad- en reiger-heilig
                                 Strand, van de
                     Morgen die wenkt                                                                                          
In biddend water en in de roep van meeuw en roek
Van zeilboten beukend op de netbewebde muur,
                     en vat terstond                                                       
                                 Mijn tocht aan
Doorheen de dan nog slapende stad.                                     


         Mijn reis begon waar watervogels
En vogels van de vleugelbomen mijn naam wiekten
         Boven hoeves en witte paarden
                                 Ik stond op
                     En wandelde                                                                       
Die regenherfst in de stortbui van al mijn dagen.
Hoogtij en de reiger dook wanneer ik de weg koos
                     Voorbij de zoom
                                 En de stad
         Bij haar ontwaken de stadspoorten sloot.                                  


         Een lentevol leeuwerken drijft de
Wolken en van merels kweelt het struweel langs de
         Weg en de Oktoberzon klautert
                                 Zomers op
                     Heuvelschouders,                                                             
Zacht was hier het weer en lijzig het plotse lied van
De morgen waarin ik dwaalde en luisterde naar het
                     Regenwevend
                                 Waaien kil
         En ver weg in het woud onder mij,                                             


          


         Regenbleek over de tanende
Haven en over de kerk die zeenat als een slak
         Door mist haar horens priemt en de uilen-
                                 Bruine burcht.
                     Maar de tuinen                                                                 
Van lente en zomer bloeiden alle in stoute sagen
hier voorbij de zoom vanonder de leeuwerkenwolk.
                     Daar kon ik mijn
                                 Geboorte-
         Dag herbronnen, maar het weer keerde,                        


         Het lustige inland verlatend.
En onder de andere, blauw-veranderde lucht
         Stroomde opnieuw een zomerwonder
                                 Appelen
                     Peren bessen                                                                     
En zo helder zag ik in het keren de vergeten
Morgens van een kind aan moeders hand op wandel door
                     Parabels heen
                                 Van zonlicht
         En sprookjes van groene kapellen,                                             


         Het kindheidsland zo vaak herverteld
Dat mijn oog zijn tranen en mijn hart zijn bloed proefde.
         Dàt waren wouden rivier en zee
                                 Waar een kind
                     Het één-en-al                                                                     
Oor van de zomer der doden vond en de waarheid
Van zijn vreugde fluisterde tot bomen steen en vis.
                     Het mysterie
                                 Levend nog
         Zong door in water en zangvogels.                                             


         En daar kon ik mijn geboortedag
Herbronnen maar het weer keerde. De ware vreugde
         Van het lang dode kind zong brandend
                                 In de zon.
                     Mijn dertigste                                                                       
Stap naar de hemel: de zomermiddag in, al lag
De stad neerwaarts te bladeren in Octoberbloed.
                     Waarheid van mijn
                                 Hart, zing voort
         Hoog op die heuvel elk kerend jaar.